zaterdag 1 november 2025

De recherchepsycholoog

Die middag, het loopt tegen vijven, kuier ik op mijn dooie gemakkie naar mijn auto en pas halverwege realiseer ik me met schrik dat ik daar al dik 5 uur illegaal geparkeerd sta. De parkeerpolitie is erg actief in dit dorp, bij gebrek aan een steviger crimescene, en dat is meestal een zegen, maar nu even niet. Ik versnel mijn pas, je weet 't niet, misschien ben ik ze dan nog voor, misschien willen ze om 5 minuten voor 5 nog even gauw hun quotum veilig stellen. Als mijn Twingo in zicht komt zet ik mijn blik op scherp. Zie ik daar een bon achter de ruitenwissers? Maar nee, alles is veilig, ik ben de dans ontsnapt. Snel stap ik in, gooi mijn tas op de passagiersstoel, klik mijn gordel vast en start de motor. Even later zoef ik opgelucht over 's Neerlands wegen naar huis.

Bij de voorlaatste afslag krijgt de wind grip op mijn autootje. En dan zie ik het. Er zit een papiertje onder mijn ruitenwisser. Met lood in hart en schoenen rijd ik verder. Dat kan ik er ook nog wel bij hebben. Ik heb net kaarten gekocht voor de wereldtour van Brandi Carlile én voor het WK allround & sprint schaatsen in Thialf. De week ervoor heb ik mijn nagels laten doen en 3 truien en een colbert gekocht. Ik ben blut. 

Het papiertje wappert op en neer. Het is niet geel, maar wit, zie ik. En er staat iets op geschreven lijkt wel. Eenmaal op mijn oprit pluk ik het witte velletje onder mijn ruitenwisser vandaan. Het is geen bon. Het is een briefje. Schade, staat erop, in grote hanepoten, met daaronder een telefoonnummer. Gauw loop ik om mijn auto heen. En inderdaad, op mijn rechter achtervleugel zit een flinke veeg. Met mijn mouw poets ik het wit weg, wat rest is één enkele kras.

Binnen turen we samen naar het briefje, S en ik. "Ouder iemand", zeg ik. "Heeft nog cursief leren schrijven en handschrift bibbert al een beetje. En het feit dat hij of zij überhaupt een briefje achterlaat, nee, dit is iemand van de oude stempel, absoluut."
"En een vast nummer, wie heeft er nog een huistelefoon", lacht S.

Ik toets het 033 nummer in. Een man neemt op. "Ik dacht al, waarom belt u niet", zegt hij. Oude stem. Ik vertel dat de schade niet noemenswaardig is, maar dat ik het heel correct van hem vind dat hij een briefje heeft achtergelaten, dat maak je niet meer mee tegenwoordig. "Maar ik stel voor het hierbij te laten", zeg ik tot slot. "Dat is fijn", zegt hij en dat is dat.

"Veel te veel gedoe", zeg ik tegen S, als ik heb opgehangen. "Wat kan mij die kras schelen, mijn hele portier zit inmiddels vol met putjes van al die lompe, asociale horken die hun portier tegen het mijne smijten bij het uitstappen. Deze man, zo netjes, zo keurig, deze man moet beloond worden, niet gestraft." Ik kijk nog eens naar het briefje. Het is een afgescheurd hoekje van een formulier. Op de achterzijde een fragment over nabestaanden en testamenten. "Minstens 80". Ik kijk S aan. "Ik had bij de forensische politie kunnen werken, als recherchepsycholoog", zeg ik, niet zonder eigendunk. "Ja hoor", snuift ze.

zaterdag 18 oktober 2025

Krabbels: paardenmeisjes

Mijn dochters knol staat op een nogal obscuur terrein. Overdag is er niks aan de hand, dan zie je de boerin schuifelend haar altijd wat onduidelijke werkzaamheden uitvoeren, soms met een plastic kapje op haar hoofd, maar altijd met kaplaarzen aan haar voeten. Hier en daar zie je ook wat mannen, op een tractor, met emmers en kratten in de weer. Grote, stevige mannen, van een ander soort dan ik van huis uit gewend ben. Overdag zie je er ook andere paardenmeisjes met andere knollen. Dan is het er licht en  ruik je de terugkeer van de herfst, de geur van natte bladeren, van schimmels, van regen en modder, die je in de straten van het dorp verderop niet meer vindt. Maar 's avonds is het alsof je een andere wereld binnengaat. Dan betreed je een parallel universum. Het donker is zwart en dreigend, grote schaduwen verbergen potentiële moordenaars, achter de ineens veel grotere tractors houden zich ratten en rottweilers op, stil wachtend tot jij langskomt en ze je kunnen bespringen. Plotseling kraakt er iets en in de sponningen van een vermolmde staldeur verschijnt uit het niets een lange, kale man. Het is de boer. Hallo, zeg je luid, je stem echoot door de nacht. "Ik zet de stroom weer even aan", zegt S, en ze loopt over een smal, overwoekerd en stikdonker paadje naar een onzichtbare plek achter een loods. Je tuurt net zo lang tot je haar blauwe jasje weer ziet oplichten. "Kom", zeg je, "ben je nou eens klaar?"

In de auto op weg naar huis, over de lange, Langesteeg, draai je de radio harder. Stevie Wonder zingt Parttime Lover. Opgelucht zak je onderuit, je kijkt beslist teveel enge films.

zondag 12 oktober 2025

Manosphere

Vandaag kwam het gesprek op Andrew Tate. Mijn gesprekspartner en ik wisten er eigenlijk het fijne niet van, behalve dat hij op zijn zachtst gezegd vrouwonvriendelijk was en een schare jonge, mannelijke fans zou hebben. Ik googlede hem. Op Wikipedia las ik dat hij zich naast het doen van antifeministische uitspraken ook bezighield met illegale activiteiten en dat hij bekendheid kreeg door de Britse Big Brother. Gewoon een crimineel dus en voor weldenkende mensen allemaal niet heel interessant, maar hij is onderdeel van een groter geheel, de manosphere geheten, en het zet je wel te denken hoe het mogelijk is dat zoveel jongens hem zo'n rolmodel vinden, in Australië zelfs één op de vier. Ze zouden zich in een hoek gezet voelen door het feminisme, lees ik op internet, ze zijn hun dominante positie in de maatschappij kwijtgeraakt. Jongvolwassen mannen, ook in Nederland, zijn vaker eenzaam, drinken meer alcohol, hebben vaker drugsproblemen en plegen vaker suïcide dan jonge vrouwen, lees ik. Ze zijn zoekende naar hun identiteit.

Ik ga hier geen oplossing aandragen, dat laat ik over aan mensen die ervoor gestudeerd hebben, maar er is wel één ding dat ik voor het voetlicht wil brengen.

Jonge mannen klussen niet meer.

Mijn gen-z dochter wilde van de week haar fiets naar de fietsenmaker brengen omdat haar zadel kapot was.
"Dan koop je toch een zadel", vroeg ik. "Dat is veel goedkoper."
"Maar wie zet 'm er dan op", vroeg ze.
[En nu gaat u iets heel onfeministisch lezen] 
"Daar heb je toch je vriend voor", zei ik.

Let wel, dit zei ik omdat vrouwen over het algemeen en zeker sinds de gendergelijkheid is ingevoerd, al veel te veel op hun bordje hebben. De komst van gelijke rechten heeft er helaas niet toe geleid dat mannen ook gelijke plichten hebben, het is een bekend gegeven, het huishouden en de zorgende taken worden niet evenredig opgepakt door man en vrouw. Dat was zo in mijn tijd en dat is nog zo. Dus, moet er iets in de tuin worden gesnoeid, een auto gewassen of een band geplakt, wijs naar je vent. "Alles wat buiten staat is van jou", zei ik altijd tegen mijn ex. Nu is hij weg.

's Avonds zaten ze getweeën in de loveseat (ik kan dat niet normaal uitspreken, het wordt altijd iets als "Zie loooowe ziet", met Frans accent, probeer maar eens), de dochter en de Jongen. Ze bespraken de plannen voor zondag. Werd het gôlven (dit zeg ik dan weer met Gooische tongval) of toch de F1 simulator in Amstelveen?
"En je fiets?", vroeg ik op irritante toon, zoals alleen moeders dat kunnen. Ze keek haar vriendje aan. Schuchtere blik. "Oh ja."
Toen de vraag eenmaal was gesteld meende ik iets van lichte schrik in zijn ogen te zien. Dat had hij nog nooit gedaan, kon hij dat wel, en ... had hij daar wel zin in? Verwarring alom. Aannames, ik weet het, hij is veel te beleefd en te aardig om dat hardop te zeggen, maar enige onwil was wel aantoonbaar aanwezig en nee, hij had zoiets inderdaad nooit eerder gedaan. Geen Pippi Langkous hier, dacht ik, en riep: "Hoe moeilijk kan het zijn?"

Nu is het zondag. De jongeluitjes zijn racen in Amstelveen. Moeder ziet de fiets. En bedenkt, die heeft ze morgen nodig. Ze sleept 'm de gang in. Pakt haar gereedschapskist, steeksleutel nummer 13 en een krukje. Na een half uur wroeten, want alles zit flink vastgeroest, is de klus geklaard, inclusief een nieuwe bel.
"Oh, oh", zucht ze. 

Moraal van dit verhaal? Die is aan u. 

woensdag 8 oktober 2025

Krabbels: No more polarisatie

Als een bepaalde situatie volledig uit de hand loopt, kun je erop wachten dat je er uiteindelijk mee wordt besmet. Met Covid natuurlijk, maar ook met Oekraïne, Ter Apel en de Israël-Palestina kwestie. Ook ik heb daar een mening over. En ik praat er zeker over in intieme kring, maar ik houd me er online zo veel mogelijk buiten. Ten eerste omdat ik de oplossing ook niet weet, ten tweede omdat niets van wat ik te zeggen heb niet al gezegd is en tot slot omdat ik het leven leuk wil blijven vinden. Voor mijn eigen gemoedsrust dus, maar ook voor de uwe.

Ik word er eerlijk gezegd een beetje moe van. Van Facebook, van Instagram, zelfs van LinkedIn. Al die meningen, al die discussies, ruzies, scheldpartijen! Ik doe er niet aan mee. Niet omdat het niet belangrijk is - tuurlijk is het belangrijk, hartstikke belangrijk zelfs, en de sociale media vormen met elkaar een sterk wapen om aandacht te vragen voor de (vergeten) ellende in de wereld -, maar omdat ik geen deel wil uitmaken van dat hele polarisatieproces! Ik hou niet van ruzie, ik bezit geen missionariskwaliteiten (no pun intended), maar ik wil ook graag mijn vrienden behouden. Mensen die ik om andere redenen dan hun standpunt ten opzichte van vaccinatie of de oorlog in Gaza aardig vind. En dat wordt me af en toe behoorlijk moeilijk gemaakt, de toon is tegenwoordig zo verhard. Men schreeuwt zijn argumenten, afkeer, verontwaardiging 24/7 van de daken, in gedeelde filmpjes, fragmenten, zelfs in profielfoto's. Zo heftig en assertief dat ik me met enige regelmaat afvraag of ik nog wel bij deze persoon wil horen, of ik me nog wel met zijn gedachtengoed kan associëren. Dat is het venijnige van zeg een Facebook. Want was het mijn buurvrouw, dan hadden we genoeglijk thee gedronken samen, zonder het ooit maar te hebben over wel of geen genocide en wel of geen vaccinatie. Ze kwam gisteren niet binnenrennen met bloederige fotos van oorlogen of medische artikelen van duistere websites om die ongevraagd onder mijn neus te duwen. Wat eet jij vanavond, vroeg ze. Hoe gaat het met je zoon? En ik wilde weten hoe het met haar bloeddruk ging en of ze nog weg ging met Kerst. We hebben het leuk samen, buuv en ik, en ik weet niet wat ze stemt en of ze wel of niet tanks naar de grens van Polen wil sturen. Houwen zo. De wereld is al verdeeld genoeg.

zondag 14 september 2025

Over medisch ongemak en andere schaamtes

Ik heb al enige jaren een miniem bultje op mijn neus. Niet heel fraai, maar ook weer niet zo ontsierend dat je er stappen tegen onderneemt. Ik hield het, met mijn leken- maar zeker ook hypochondrische kennis, voor een angiofibroom, iets van bindweefsel en bloedvaatjes, wat mensen wel vaker krijgen als de ouderdom toeslaat. Zo niet de dermatoloog. 

Ik was daar vanwege een basaalcelcarcinoom op mijn rug, een bcc, zoals artsen het noemen. Een kwaadaardige vorm van huidkanker die zelden uitzaait maar wel vervolgstappen nodig maakt. Het ging om een plekje van 2,5 bij 3 cm, midden op mijn rug, gesitueerd op precies zo'n locatie waar je niet bij kan en die je nooit ziet. En omdat ik geen partner heb en de kat niks zegt, was het de masseur in Portugal die aan de bel trok. Laat daar maar eens naar kijken, had ze gezegd, maar dan in het Engels. Aldus geschiedde. De huisarts nam een biopt, de uitslag zei "nodulair bcc" en daar zat ik nu, bij dokter T. Met een loep slash lamp, een zogeheten dermatoscoop (met een prijs liggend tussen de 121 en 1.695 euro, voor wie interesse heeft), beloerde ze mijn lijf, en dan specifiek die typische vaak door de zon beschenen plekken. "Het is zo oneerlijk", klaagde ik net in haar linkeroor. "Ik zon al 40 jaar niet meer, ik haat zonnen", toen ze halt hield bij mijn neus. Daar ging ze een biopt van nemen, zei ze. 

Even later lag ik op de behandelbank met om me heen twee assistentes en de Dok die allemaal naar mijn neus keken. Dit doet even pijn, hoorde ik voor de verdovingsnaald in mijn huid werd gestoken, maar ik voelde nauwelijks iets. Even later verliet de arts de kamer, over 2 weken bel ik met de uitslag, zei ze. Intussen probeerden de twee vrouwen het bloeden van mijn neus te stelpen maar dat lukte niet. Druk er maar even op, komen we straks weer terug, zei de aardigste. Tot maandag, riep ik nog jolig.

Na een half uur was het bloeden gestopt, maar rond middernacht, mijn dochter was net in pyjama en ik poetste mijn tanden, begon het bloeden weer. En niet op een kinderachtige manier. Het gutste eruit! Begon ik eerst nog met een gaasje, na enkele minuten pakte ik een handdoek, een witte for crying out loud, en die kleurde binnen een kwartier donkerrood. Met één hand belde ik de huisartsenpost. Nog geen 5 minuten later waren we op weg, mijn kalme, daadkrachtige dochter en ik, licht hysterisch, omdat ik niet wist dat er zoveel bloed kon komen uit zo'n klein gaatje. 

Bij de HAP zijn we bijna vaste klant, is het niet voor mij, dan voor dochter S, want bij alles wat zich bij ons aandient is het verloop nou nooit eens normaal. En altijd op een vrijdag, ik ga nooit meer naar een huisarts, specialist of tandarts op een vrijdagmiddag, neem ik me voor. 

"Hechten wordt lastig", zegt de waarnemend arts. "Ik probeer eerst dit belachelijk kleine witte bolletje dat zeker niet gaat houden." Dat laatste was natuurlijk mijn invulling en met strenge instructies (48 uur niet aanzitten, niet sporten, niet douchen, niet bewegen, niet ademen), stond ik even later weer buiten. "Hoe dan, hoe dan", kreunde ik onderweg naar huis. Naast me aan het stuur zat een bleek weggetrokken kind met donkere kringen onder haar ogen. Ze was al vanaf 6 uur op, vaste prik nu ze in Leiden studeert, en moest de volgende dag werken. "Van een redelijk normaal hoofd in de ochtend naar een ronde beige pleister in de middag naar deze wanstaltige witte clownsneus in de nacht, hoe dan?!"

In het weekend boeit het me totaal niet hoe ik eruit zie. Trainingsbroek, gympen, fleecevest, niks is me te dol, als het maar lekker zit. Dat geldt op de een of andere manier niet voor mijn gezicht. Ik ga nooit zonder make-up de deur uit, nooit zonder lenzen, nooit zonder parfum. Wat er ook gebeurt, een ramp, een oorlog, ik stink niet en heb altijd lippenstift op. Nu moest ik boodschappen doen. Bang voor bekenden was ik niet, maar het algemene oordeel, de steelse blikken, de afkeur, de walging, dat vreesde ik bijna meer dan de uitslag van het biopt zelf. Om 4 uur zag je me gaan, de leesbril op standje sinterklaas als afleidingsmanoeuvre, diep weggedoken onder de brede capuchon van mijn Britse regenjas. Schichtig sloop ik door de Dirk. Haastig gooide ik mijn boter, melk, kaas en eieren in mijn kar. "Hallo", siste ik tegen de vrouw van de zelfscancontrole. Op het plein was een feest aan de gang. Jonge gezinnen, kinderwagens, loopfietsjes, springkussens en vapende jongeren die dit alles spottend bekeken. Toen ze mij zagen, wezen ze, joelden,  nee, scandeerden ze: "Ha, ha, lelijke oude vrouw, durf jij zo wel over straat?!" 

Morgen mag ik de pleisters erafhalen. 'Als het weer gaat bloeden: hechten', staat er in mijn dossier.