Vandaag kwam het gesprek op Andrew Tate. Mijn gesprekspartner en ik wisten er eigenlijk het fijne niet van, behalve dat hij op zijn zachtst gezegd vrouwonvriendelijk was en een schare jonge, mannelijke fans zou hebben. Ik googlede hem. Op Wikipedia las ik dat hij zich naast het doen van antifeministische uitspraken ook bezighield met illegale activiteiten en dat hij bekendheid kreeg door de Britse Big Brother. Gewoon een crimineel dus en voor weldenkende mensen allemaal niet heel interessant, maar hij is onderdeel van een groter geheel, de manosphere geheten, en het zet je wel te denken hoe het mogelijk is dat zoveel jongens hem zo'n rolmodel vinden, in Australië zelfs één op de vier. Ze zouden zich in een hoek gezet voelen door het feminisme, lees ik op internet, ze zijn hun dominante positie in de maatschappij kwijtgeraakt. Jongvolwassen mannen, ook in Nederland, zijn vaker eenzaam, drinken meer alcohol, hebben vaker drugsproblemen en plegen vaker suïcide dan jonge vrouwen, lees ik. Ze zijn zoekende naar hun identiteit.Ik ga hier geen oplossing aandragen, dat laat ik over aan mensen die ervoor gestudeerd hebben, maar er is wel één ding dat ik voor het voetlicht wil brengen.
Jonge mannen klussen niet meer.
Mijn gen-z dochter wilde van de week haar fiets naar de fietsenmaker brengen omdat haar zadel kapot was.
"Dan koop je toch een zadel", vroeg ik. "Dat is veel goedkoper."
"Maar wie zet 'm er dan op", vroeg ze.
[En nu gaat u iets heel onfeministisch lezen]
"Daar heb je toch je vriend voor", zei ik.
Let wel, dit zei ik omdat vrouwen over het algemeen en zeker sinds de gendergelijkheid is ingevoerd, al veel te veel op hun bordje hebben. De komst van gelijke rechten heeft er helaas niet toe geleid dat mannen ook gelijke plichten hebben, het is een bekend gegeven, het huishouden en de zorgende taken worden niet evenredig opgepakt door man en vrouw. Dat was zo in mijn tijd en dat is nog zo. Dus, moet er iets in de tuin worden gesnoeid, een auto gewassen of een band geplakt, wijs naar je vent. "Alles wat buiten staat is van jou", zei ik altijd tegen mijn ex. Nu is hij weg.
's Avonds zaten ze getweeën in de loveseat (ik kan dat niet normaal uitspreken, het wordt altijd iets als "Zie loooowe ziet", met Frans accent, probeer maar eens), de dochter en de Jongen. Ze bespraken de plannen voor zondag. Werd het gôlven (dit zeg ik dan weer met Gooische tongval) of toch de F1 simulator in Amstelveen?
"En je fiets?", vroeg ik op irritante toon, zoals alleen moeders dat kunnen. Ze keek haar vriendje aan. Schuchtere blik. "Oh ja."
Toen de vraag eenmaal was gesteld meende ik iets van lichte schrik in zijn ogen te zien. Dat had hij nog nooit gedaan, kon hij dat wel, en ... had hij daar wel zin in? Verwarring alom. Aannames, ik weet het, hij is veel te beleefd en te aardig om dat hardop te zeggen, maar enige onwil was wel aantoonbaar aanwezig en nee, hij had zoiets inderdaad nooit eerder gedaan. Geen Pippi Langkous hier, dacht ik, en riep: "Hoe moeilijk kan het zijn?"
Nu is het zondag. De jongeluitjes zijn racen in Amstelveen. Moeder ziet de fiets. En bedenkt, die heeft ze morgen nodig. Ze sleept 'm de gang in. Pakt haar gereedschapskist, steeksleutel nummer 13 en een krukje. Na een half uur wroeten, want alles zit flink vastgeroest, is de klus geklaard, inclusief een nieuwe bel.
"Oh, oh", zucht ze.
Let wel, dit zei ik omdat vrouwen over het algemeen en zeker sinds de gendergelijkheid is ingevoerd, al veel te veel op hun bordje hebben. De komst van gelijke rechten heeft er helaas niet toe geleid dat mannen ook gelijke plichten hebben, het is een bekend gegeven, het huishouden en de zorgende taken worden niet evenredig opgepakt door man en vrouw. Dat was zo in mijn tijd en dat is nog zo. Dus, moet er iets in de tuin worden gesnoeid, een auto gewassen of een band geplakt, wijs naar je vent. "Alles wat buiten staat is van jou", zei ik altijd tegen mijn ex. Nu is hij weg.
's Avonds zaten ze getweeën in de loveseat (ik kan dat niet normaal uitspreken, het wordt altijd iets als "Zie loooowe ziet", met Frans accent, probeer maar eens), de dochter en de Jongen. Ze bespraken de plannen voor zondag. Werd het gôlven (dit zeg ik dan weer met Gooische tongval) of toch de F1 simulator in Amstelveen?
"En je fiets?", vroeg ik op irritante toon, zoals alleen moeders dat kunnen. Ze keek haar vriendje aan. Schuchtere blik. "Oh ja."
Toen de vraag eenmaal was gesteld meende ik iets van lichte schrik in zijn ogen te zien. Dat had hij nog nooit gedaan, kon hij dat wel, en ... had hij daar wel zin in? Verwarring alom. Aannames, ik weet het, hij is veel te beleefd en te aardig om dat hardop te zeggen, maar enige onwil was wel aantoonbaar aanwezig en nee, hij had zoiets inderdaad nooit eerder gedaan. Geen Pippi Langkous hier, dacht ik, en riep: "Hoe moeilijk kan het zijn?"
Nu is het zondag. De jongeluitjes zijn racen in Amstelveen. Moeder ziet de fiets. En bedenkt, die heeft ze morgen nodig. Ze sleept 'm de gang in. Pakt haar gereedschapskist, steeksleutel nummer 13 en een krukje. Na een half uur wroeten, want alles zit flink vastgeroest, is de klus geklaard, inclusief een nieuwe bel.
"Oh, oh", zucht ze.
Moraal van dit verhaal? Die is aan u.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten