Mijn dochters knol staat op een nogal obscuur terrein. Overdag is er niks aan de hand, dan zie je de boerin schuifelend haar altijd wat onduidelijke werkzaamheden uitvoeren, soms met een plastic kapje op haar hoofd, maar altijd met kaplaarzen aan haar voeten. Hier en daar zie je ook wat mannen, op een tractor, met emmers en kratten in de weer. Grote, stevige mannen, van een ander soort dan ik van huis uit gewend ben. Overdag zie je er ook andere paardenmeisjes met andere knollen. Dan is het er licht en ruik je de terugkeer van de herfst, de geur van natte bladeren, van schimmels, van regen en modder, die je in de straten van het dorp verderop niet meer vindt. Maar 's avonds is het alsof je een andere wereld binnengaat. Dan betreed je een parallel universum. Het donker is zwart en dreigend, grote schaduwen verbergen potentiële moordenaars, achter de ineens veel grotere tractors houden zich ratten en rottweilers op, stil wachtend tot jij langskomt en ze je kunnen bespringen. Plotseling kraakt er iets en in de sponningen van een vermolmde staldeur verschijnt uit het niets een lange, kale man. Het is de boer. Hallo, zeg je luid, je stem echoot door de nacht. "Ik zet de stroom weer even aan", zegt S, en ze loopt over een smal, overwoekerd en stikdonker paadje naar een onzichtbare plek achter een loods. Je tuurt net zo lang tot je haar blauwe jasje weer ziet oplichten. "Kom", zeg je, "ben je nou eens klaar?"
In de auto op weg naar huis, over de lange, Langesteeg, draai je de radio harder. Stevie Wonder zingt Parttime Lover. Opgelucht zak je onderuit, je kijkt beslist teveel enge films.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten