woensdag 24 april 2024

Terug in de tijd

Vrijdag was ik voor het eerst sinds 2016 weer eens op pad met mijn grote broer. Dit moeten we vaker doen, riepen we toen nog eensgezind, want het was een leuk cultureel uitstapje geweest naar het Rijksmuseum met kroeg en pasta na. Maar het kwam er nooit meer van, zoals die dingen gaan. Nu gingen we gezamenlijk naar de boekpresentatie van "Tussen Andreasplein en Zwarte Pad", een boek met verhalen over Nieuw-West waaraan we beiden hadden bijgedragen. 

Het is een natte dag. De regen valt in korte maar hevige vlagen neer, afgewisseld door een vrolijk zonnetje als de belofte aan een lente die maar niet wil komen. Ik neem de trein naar Schiphol, stap uit op station Zuid, neem tram 5 naar het Roelof Hartplein en sla te voet linksaf de Ruysdaelstraat in. Tot zover het makkelijke gedeelte. Ik bel aan. Plok, doet de deur, en springt open. Voor me ligt het in 1911 gebouwde trappenhuis dat als een dreigende en bijkans onneembare vesting stijl en donker naar boven slingert, 4 verdiepingen in totaal. Ik stap over de post en de reclamefolders heen. "Oh", kreun ik alvast, want ik weet wat er komen gaat. De eerste trap gaat nog. De tweede doe ik op wilskracht en niet op conditie. In het duister klinkt de stem van mijn broers vriendin. "Hallo?" Ze vraagt zich vast af waar ik blijf. "Ik kom eraan", roep ik. Op elke verdieping blijf ik even staan. Met bonkend hart, hijgend als een molenpaard. Ben ik er nou al of toch niet, denk ik zoals gewoonlijk op de tweede etage. En net als elke keer ben ik teleurgesteld dat er nog een trap volgt. Eindelijk, daar verschijnt het vuurrode haar van P in het trapgat. Ze lacht. Ik weet wat ze denkt, met haar slanke en fitte fysiek, maar net als ik nu, zegt ze discreet niets. 

Ik ben er anderhalf jaar niet geweest. Het lijkt er voller, nog meer antiquiteiten, nog meer rariteiten, en de katten zijn weer dikker. Een waterige middagzon schijnt tussen twee buien door witgeel op de terracotta muren, op tafel ligt bladmuziek, de gitaar ernaast. Tussen dit alles loopt mijn broer nerveus heen en weer, hij moet de bijeenkomst muzikale luister bijbrengen en wat toen zo'n goed idee leek, voelt nu als een net iets te strakke broek na een copieuze maaltijd.  "Wil je nog iets drinken? We zijn wel vroeg. Water, sapje? Heb ik alles? Standaard, microfoon?" Je zou toch denken dat hij na een leven van optredens de zenuwen als iets uit een bleu en bang verleden is gaan beschouwen, maar elke keer is het weer raak. "Het is geen faalangst", corrigeert hij mij. "Het is sociale angst. Elke keer moet die knop om van introverte kluizenaar naar flamboyante entertainer." 
"En elke keer lukt het je", antwoord ik. 
"En elke keer vind ik het uiteindelijk gewoon leuk", zegt hij. 

De auto staat drie straten verder, heel gewoon voor een Amsterdammer maar voor mij iets onbegrijpelijks. Natuurlijk, de trams en bussen rijden hier om de 10 minuten en niet om het uur, zoals ik diezelfde avond op weg naar huis nog zal ervaren, maar toch ben ik blij dat ik thuis de luxe van een carport heb, want fileparkeren kan ik allang niet meer. Nadat mijn broer zijn spullen in de achterbak heeft gelegd, rijden we gedrieën naar Slotermeer. Ik ben er sinds mijn puberjaren niet meer geweest, zal alles weer veel kleiner lijken dan toen? Ik kan me nog goed het gevoel van ontluistering herinneren toen ik na jaren de bordestrappen van mijn middelbare school terugzag, wat waren ze klein. 
"Het lijkt wel groter dan toen", zeg ik tot mijn eigen verbazing als we van de Burgemeester Roëlstraat de rotonde achter onze oude straat oprijden. "Kijk dan, het bejaardenhuis, en daar, het winkeltje van de Manke. En de Massamarkt, dat is nu een Dekamarkt. En daarachter, daarachter stond A's kleuterschool". 
Voor mijn broer is het gesneden koek, zijn banden met onze geboortegrond zijn stevig verankerd en vertrouwd. Maar voor mij is het alsof de jaren van mijn rug afglijden. Ik zie mezelf weer over de middenberm lopen toen Ajax in het jaar 1973 de Europacup finale won, gekleed in roodwitte kleuren, joelend en toeterend. Ik hoor weer de piepende remmen van lijn 13, op weg naar de remise, als ik 's avonds in mijn tienerbedje lag. Ik zie mezelf nog fietsen naar het Cartesius Lyceum, één, twee heuvels over (kijk mama, met losse handen) en dan naar rechts, langs het St. Lucas ziekenhuis, door de Jan Tooropstraat, tot aan de enorme trappen van mijn school in de Piet Mondriaanstraat, waaronder mijn broer in de fietsenkelder met zijn vrienden stond te roken.

"Zo, we zijn er", zegt mijn broer. Hij parkeert de Focus achter de veelkleurige flat die we 'De Verfdoos' noemden, en pakt zijn gitaar uit de achterbak. 
Ik hobbel achter hem aan, in mijn ene hand mijn tas en in mijn andere zijn muziekstandaard, als een volleerde roadie. Hij wijst naar Plein 40-45. "Daar is nog steeds elke dag markt", zegt hij, "alleen verkopen ze er nu dadels en baklava in plaats van aardappels en uien." 
In de bieb OBA is het nog rustig. Twee Marokkaanse meisjes van een jaar of 13 zitten achter de computers te giechelen, ernaast turen enkele verveelde jongens onderuitgezakt naar hun telefoons. In de kinderhoek bladeren de allerkleinsten onder het toeziend oog van hun moeders in oerhollandse prentenboekjes, Max Velthuijs, Dick Bruna en Annie M.G. Schmidt. In het uur erna zet de alleraardigste Sofie de stoelen klaar, doet mijn broer een soundcheck en drink ik samen met P een kopje lauwe thee. Langzaam druppelen er wat bezoekers binnen, de meesten van hen zijn medeschrijvers en al behoorlijk grijs, maar nog opmerkelijk vitaal. Uitschieters in het gezelschap zijn een 26-jarige rapper uit Osdorp met roots in Nigeria en Friesland en een acteur die ik niet ken, ik schat hem ergens in de dertig. De rest is stokoud. Nog ouder dan ik. Na een hoop gehannes met soft- en hardware, gaat de presentatie van start. Er wordt enthousiast voorgedragen uit eigen werk, de Nigeriaanse Fries rapt, de wethouder speecht en mijn broer zingt een tweetal liedjes over het oude, nieuwe stadsdeel Geuzenveld. Erna zijn er, behalve lauwe wijn in kartonnen bekertjes, kaasstengels en iets wat lijkt op Marokkaanse pannenkoekjes (msemen). Door de ramen heen zie ik het carillon van plein 40-45, dat als een rotsvast baken de tijd heeft doorstaan. Ik ben in de stad, de grote stad, maar het voelt als een dorp. Er hangt een gemoedelijke sfeer van gelijkgestemden; we complimenteren elkaar, we liegen elkaar vriendelijk toe, er zijn wat voorzichtige roddels. En we krijgen natuurlijk allen een exemplaar van de 9e literaire bundel Tussen Andreasplein en Zwarte Pad. Met de nadruk op literair. 
Dan is het weer tijd om te gaan.

"Zullen we ergens een hapje eten", stelt mijn broer voor, terwijl hij zijn auto met de losse hand van een wijndrinker door de straten van een nat Amsterdam stuurt. Maar ik moet gaan. Het is nog zeker anderhalf uur reizen naar mijn eigen dorp. 
In lijn 12 naar het centraal station zie ik de donkere kant van de stad voorbijschieten. Jonge Italianen en Britten met rode, gezwollen ogen van een hele dag ongelimiteerd wiet roken kijken verdwaasd in het rond, terwijl de regen van hun haren in hun nek druipt en de tram luid bellend langsrijdt. Op de stoep ligt natte patat, drijvend in klodders mayonaise, de afvalbakken puilen uit van de rommel, een dakloze man speurt naar eetbare resten. 

In Amersfoort is mijn bus net weg. Ik moet vreselijk plassen en de wc's op het station zijn gesloten, het is 5 minuten over 9. Dan maar een taxi. Het kost me 30 euro, maar ik ben nat, moe en hongerig. Erg beroemd voel ik me nog niet, denk ik als ik die avond vroeg mijn bed induik,  toch was het een mooie dag.

maandag 22 april 2024

A Mob Story

Dochter S heeft een 'All Girls 21 Dinner Party', dresscode: maffia. "Al Capone of Sopranos?", vraag ik, maar dat zegt haar niks, maffia in haar boek staat synoniem aan sexy met een randje ordi. "Donatella Versace?", probeer ik nog, maar ze is al weg, in haar nieuwe strapless avondjurk, op torenhoge pumps, en met een kort Chanel jasje met gouden knopen tegen de kou.

Ik had ooit een dergelijk feestje toen ik nog bij de krant werkte. Het thema was 'Amerika tijdens de drooglegging', Al Capone dus. Maar het was zeer zeker niet all girls en ook niet drooggelegd, want de zaal zat vol met jonge, dronken en hitsige journalisten. Mijn toenmalige echtgenoot droeg een 3-delig kostuum met krijtstreep, op zijn hoofd een grijze Borsalino, in zijn mond een Cubaanse bolknak. Hij was knap, geestig en slim, hij was (bij nader inzien) gewoonweg perfect. Ik had een Charleston jurk gehuurd bij de feestwinkel, met bijbehorende boa en sigarettenpijpje, want roken deden we nog massaal en gewoon binnen. En ja, natuurlijk was ik ook perfect, ik was potdomme 28, ik was op mijn hoogtepunt. Maar Dickens zei het al: 'It was the best of times, it was the worst of times, it was the age of wisdom, it was the age of foolishness...' Het waren de meest opwindende, maar ook de meest verwarrende jaren van mijn leven, want oh, niet veel later zou alles door mijn eigen toedoen als een kaartenhuis in elkaar storten. 

De vriendin in kwestie is een kind van deze tijd. Mama in het ene huis, papa in het andere, zijzelf pendelend tussen mama, papa en haar studentenkamer in Utrecht. Op haar 21e liep ze stage in Zuid-Afrika en daarom wordt haar '21 Dinner Party' op haar 22e gevierd. Er wordt flink uitgepakt. Het huis van mama is groot en zo te zien duur. Op snapshots zie ik een lange, chic gedekte eettafel met bloemen, kandelaars en een stuk of 20 couverts. Op elk bord ligt een garnering van bosviooltjes en een naamkaartje. Alleen het bedienend personeel is van mannelijke origine en gaat gekleed in smoking. Het leven op de Berg.

De vrienden van mijn lief in krijtstreep woonden bijna allemaal op de Berg. Deftige, dure huizen, van ouders die psychiaters, advocaten en chirurgen of gewoon directeur van 't een of andere bedrijf waren. Hun kinderen moesten hoe dan ook naar het Van Oldenbarnevelt gymnasium, of ze het in zich hadden of niet, en als het echt niet lukte, dan werden ze naar het Luzac college gestuurd, een privéschool waar ze voor 30.000 gulden per jaar het vwo door de strot geduwd kregen, als ganzen vetgemest voor een gouden toekomst. In de 10 jaar die Krijtstreep en ik samen waren werd ik als vanzelfsprekend in hun kringen opgenomen. Elke zaterdagavond in stamkroeg 't Nonnetje, met naar traditioneel corpsgebruik meters bier en veel gebral ("zag Kèrel, dat wijf heeft me een paar lekkere poten onder de pisbak, vind je niet"), en elke zondag met een kater op het hockeyveld (en cricket met theepauze tijdens de zomerstop). De 'black tie met roulette' feestjes met kerst, de kisten champagne met oud & nieuw, het zeilen in de zomer, en later de verlovingsfeesten en bruiloften in eigen tuin of naburige kastelen: ik was erbij.

Een 'all girls party'. Het is kennelijk een trend van de laatste jaren. Wat is er leuk aan? Je helemaal opdoffen, voor wie? Maar daar hoor ik de nieuwe generatie losgaan: voor jezelf natuurlijk, roepen ze in koor op TikTok en Insta! Wat een bullshit, denk ik als rechtgeaarde zestiger. Is het leukste van jong zijn niet de spanning tussen de verschillende seksen? Het spel van flirten en verleiden dat ons opzweept om de beste versie van onszelf te laten zien? Of was ik gewoon een slet? Vinden échte meisjes dit écht gezellig en was ik gewoon niet écht een meisje? Als ik nu jong zou zijn, zou ik zo'n feestje dan bezoeken? Nu ik erover nadenk, vrouwen van 40+ doen het ook. Meestal als de eerste scheiding een feit is. Dan organiseren ze leesclubjes, schilderworkshops en dinertjes; ‘for women only' staat er dan triomfantelijk op de uitnodiging, alsof ze zojuist eigenhandig het feminisme hebben uitgevonden. Ik kan me nog goed zo'n etentje herinneren. De vriendin in kwestie zat nog in de Gooise huwelijkse villa, al zou dat niet lang meer duren, en ze vond het tijd voor een etentje met vrouwen onder elkaar. Ik had er helemaal geen zin in, maar haar man was er vandoor met de schooljuf van de kinderen, dus het zou wreed zijn als ik weigerde. Die zaterdagavond stond ik met negen andere vrouwen, waarvan ik alleen de gastvrouw kende, een gezonde salade te maken in een zwart marmeren keuken met kookeiland. Een gezonde salade! Met 9 vrouwen! Daarna gingen de Gooische meisjes (gemiddelde leeftijd: 47 jaar) maar liefst 3 uur lang aan tafel zaniken over de diverse exen. Girlpower, riepen ze zelfs, en dan schonken ze er nog maar een in. Schiet me dood, dacht ik, schiet me dood, nu.

S stuurt me een filmpje: 'de wc is groter dan ons huis', appt ze. Ik zie dat zwart marmer weer in is. 'Geniet ervan', app ik terug. Ze laat zich nog verblinden door het grote geld, wat heel normaal is voor een 22-jarige - en eerlijk is eerlijk, ik zou er ook geen nee tegen zeggen, met geld is alles zoveel makkelijker -, maar ik weet inmiddels dat het daar niet om gaat. Toen de krijtstreepknul en ik gingen scheiden, lieten zijn vrienden, die ik inmiddels toch echt tot míjn vrienden rekende, mij en masse vallen. Toch niet een van ons, zie je wel. Leuk om je gekend te hebben, goodbye old chap, cheerio. Dag Maria Brallas.

Over een maand word ik 65. De eerste uitnodigingen voor een 'all girls party' heb ik al binnen. Of ik op zoek ben naar inspiratie, verbinding en diepgang? De Sunshine Sisterhood is het antwoord. Want real queens fix each others crowns, zegt de wervende tekst.

Schiet mij maar lek. Schiet mij maar lek, nu!



* De wijken Berg-zuid en Berg-noord vormen samen het Bergkwartier. In Berg-noord staan de duurste huizen, met een gemiddelde van 9 ton.  


zondag 21 april 2024

Pakketje voor Croatia

Na de boekpresentatie van vrijdag voelde ik me even heel belangrijk. Nu ging ik dat boek schrijven! Of al mijn blogs bundelen en uitgeven, dan maar in eigen beheer. Leuk voor het nageslacht, noemde ik als excuus, maar in feite was het natuurlijk niets anders dan ijdelheid om mijn eigen verhaal in drukletters te willen zien. Maar voor ik aan het werk ging, moest mijn hoofd leeg en dus ook mijn werkkamer.

Op mijn bureau staat een art deco theeservies dat ik ooit op een rommelmarkt in Zuid-Frankrijk kocht. De theepot ontbreekt zodat het slechts stof stond te vergaren op zolder. Bovendien vind ik het eigenlijk niet mooi, de geometrische figuren lijken eerder afkomstig van een barbieservies uit de sixties dan uit de door mij zo bewonderde vroege jaren van de 20e eeuw. Omdat de gemiddelde Marktplaatskoper er geen oog voor had gehad, plaatste ik het op Catawiki. En vergat het vervolgens. Na twee weken kreeg ik ineens bericht dat het was verkocht. Ene Natasja uit Kroatië had het winnende bod geplaatst en ik had een week de tijd om het pakket naar haar te versturen. Nu had ik spijt. Wat een gedoe, een servies versturen naar de onderste regionen van Europa. Een breekbaar servies! Helaas, ik kon niet meer terug.

Ik aan de slag. Ik had nog een meter bubblewrap liggen, een rol Sinterklaaspapier en donkergrijze ducttape, het zou goed komen. Ik wikkelde elk onderdeel apart in het bubbeltjesplastic, stopte het in een plastic gooi- en smijtproof doos, pakte het geheel in feestpapier, plakte het etiket met het adres en de barcode erop en draaide er 6 meter ducttape omheen. Fragile, schreef ik er met grote letters op. Zo. Knappe jongen die dit pakje open kreeg. Tevreden pakte ik de doos op en toen zag ik het. De deksel van de suikerpot. Die lag daar nog, zonder bubbles, zonder doos, bloot en eenzaam op mijn bureau.

NEEE, schreeuwde ik. Nee, nee, nee!! Ik huilde van ellende, ik schreeuwde van ellende, ik stampvoette van ellende. Dit kon niet waar zijn! S kwam op het lawaai af, hoorde mijn wanhoop aan, zag mijn rode en bezwete hoofd, en klapte dubbel van het lachen. Ik kon niet anders dan meeklappen. Sukkel is my middlename, riep ik. En begon opnieuw. 

Snap je nu waarom ik nooit de eeuwige roem zal bereiken? Ik heb het te druk.

zaterdag 17 februari 2024

Vogelbrein

Het is een druilerige zaterdagmiddag in februari en ik zit aan tafel en lees de krant. Af en toe dwaalt mijn blik af naar de tuin. Vogels vliegen af en aan en pikken gretig het zojuist gestrooide voer op. Mijn tuin wordt veelvuldig bezocht door duiven. Gewone houtduiven maar ook de tengere Turkse tortel. Hoe het komt weet ik niet, maar ze weten altijd precies wanneer ik nieuw zaad in het vogelhuisje heb gestrooid. Als dit te lang duurt, wachten ze op me, gezamenlijk op de schutting, en kijken verwijtend naar binnen. Ze zijn altijd op hun hoede, alert voor naderend gevaar - mensen, katten, kraaien - en er wordt eerst lang rondgekeken voordat ze ondersteboven aan de rand van het bemoste dak hangend met een kleine salto in het huisje duikelen. Vaak zijn ze met zijn tweeën. Mijn romantische inborst maakt er een koppeltje van en wil ze nog wel eens namen geven, maar ze zijn moeilijk te onderscheiden van elkaar en het kunnen ook zomaar broer en zus zijn. Terwijl nummer 1 op het glibberige dakje zit en de omgeving afspeurt, doet de ander zich te goed aan de zaden en pitten die in het huisje liggen. Daarna is het de beurt aan nummer 2, of dit wordt ingegeven door een aangeboren sociaal gevoel, weet ik niet, maar ik mag ook dat graag invullen. De houtduif is de baas, waarschijnlijk omdat hij groter en grover is dan de tortel. Maar ook hij delft het onderspit als de kraai eraan komt, hij is de opperheerser, veel agressiever dan de kraai zie ik ze niet in mijn kleine dorpstuin.

Vogels zijn boeiende wezens en veel slimmer dan wij denken. Ik lees nu Vogelbrein van Nathan Emery. Hij heeft veel onderzoek gedaan naar de intelligentie van vogels en is tot de conclusie gekomen dat de term birdbrain ten onrechte als synoniem voor dom gebruikt wordt. Vooral kraai- en papagaaiachtigen geven blijk van een hoog intelligentiepeil. Maar zelfs de duif, toch geen toonbeeld van een vliegende Einstein, heeft zijn vaardigheden aardig aangepast aan zijn leefomgeving, zegt Emery.


In mijn vorige huis grensde mijn tuin aan de Grebbeliniedijk. 's Nachts hoorde ik de ijle roep van een bosuil en soms zag ik overdag een verdwaalde buizerd overvliegen. In mijn groene en verwilderde tuin zaten roodborstjes, vinkjes, meesjes en musjes, het was een bont spektakel, behalve als de buizerd vloog, dan bleef het stil. Als ik op herfstige dagen op de bank lag, moe of verveeld, dan zag ik de hoge bomen, scherp afgetekend tegen de grijze lucht, majestueus heen en weer wuiven, zacht en golvend, maar als het stormde zwiepten de takken zo vervaarlijk en met zoveel geraas tegen elkaar dat ik weleens vreesde dat het laatste moment van deze dijkreuzen was aangebroken en dat binnen niet al te lange tijd ons dak in tweeën zou worden gespleten.


Het was een prachtige en unieke plek om te wonen. Helaas is de Grebbeliniedijk behalve een stuk oorlogsgeschiedenis ook een losloopplek voor honden en daardoor in de loop der jaren flink uitgesleten. In de jaren 70 liep ik er al, met onze hond, en sindsdien is de aarde meters verzakt, zijn de wilde struiken verdwenen, de bunkers verzegeld, en bij een medeblogger las ik tot mijn schrik dat de uil na oudjaar 2018 niet meer is teruggekeerd op zijn plek.
Ik had er zeker nog gewoond, als mijn buren Henk en Ingrid ons niet systematisch hadden weggepest met hun allergie voor normale woongeluiden van vaatwasser, wasmachine en droger, het gelach van kinderen, een kat die geen verschil kent tussen mijn en dijn en tuinhekjes negeert, en het luid meezingen met Abba en Jesus Christ Superstar op drankrijke feestjes. 

In mijn tuin is het inmiddels weer rustig, het voer is op, de vogels zijn gevlogen. Voor me op tafel kopt de zaterdagkrant over de dood van Navalny, maar in de keuken draait de mixer en boven het geluid uit hoor ik de hoge stem van S tegen de kat zeggen dat hij niet zo moet zeuren, hij blijft binnen en daarmee uit. 

zondag 11 februari 2024

Met je Cinevillepas

Mijn leven is een dagelijkse herhaling van zetten geworden. Ik werk van maandag tot en met vrijdag, behalve op woensdagmiddag, dan ben ik vrij en ga ik sporten en naar de fysio of tandarts. In het weekend slaap ik uit, lees de krant, doe boodschappen voor een week en was de vuile kleren van S en mij. Op zaterdagmiddag drink ik een glaasje bij de broer en 's avonds kijk ik 2 voor 12 of herhalingen van Golden Girls en bel ik met de kinderen. Niks aan de hand, iedereen blij, iedereen tevree.

Maar dan begint de paniek. De na je zestigste paniek. Hoeveel tijd heb ik nog en wat heb ik gedaan met de tijd die achter me ligt. Je ziet foto's van vroeger, van voor het gezin, de man, de kinderen, de zes katten. Toen je nog dingen déed, maar geen tijd had om erover na te denken. En je beseft dat het leven sneller lijkt te gaan omdat je nooit meer dingen dóet, nieuwe dingen dóet. Want als je het op spontaniteit laat aankomen, gebeurt er nooit iets. Ik ben dan standaard te moe en zit dan altijd liever op de bank met een film of boek. Dus nu plan ik dingen - net als al die andere 4 miljoen zestigplussers die de tijdsdruk voelen oplopen -, zodat ik wel móet! Ver van te voren koop ik kaarten voor de opera en voor concerten, populair en klassiek. Van elk event koop ik er 2. Duur, maar er moet toch iemand mee, want ik ben geen type om dingen in mijn eentje te doen, dan voel ik me pas eenzaam. En om de ander dan een tikkie te sturen, dat gaan we niet, nee nooit doen, dat is zo typisch Hollands benepen, gierig en bekrompen, dan maar arm. Dit jaar was ik al bij de opera in Amsterdam (400,-) en bij de roofvogels in Bunschoten (150,-). En gisteren ging ik redelijk spontaan (ik zat woensdag op de bank en vond dat ik dit weekend iets moest gaan dóen) naar de film (25,-). Het was geen kaskraker maar een Frans-Canadese filmhuisfilm die nooit de grote bioscopen zal bereiken maar in Cannes gelauwerd was, waarom weet ik niet. Hij was heus aardig, daar niet van, en soms zelfs grappig, maar vooral deprimerend vanwege het levensechte einde en wie wil er nou levensecht op zaterdagavond? Erna streken M en ik neer in het bijbehorende filmhuiscafé, een broedplaats voor zelfbenoemde links-intellectuele senioren met smoezelige, gekreukte kleding in óf heel vage óf juist overdreven felle kleuren, want we zijn onszelf, lekker gek, lekker eigenwijs en vooral nog hartstikke jeugdig hoor. Iedereen was grijs en droeg een bril. Ik ook, maar je moet me met de dood bedreigen wil ik een rode opzetten. En iedereen had een partner. Ik dan weer niet. Je zag uitgebluste stelletjes die elkaar niks meer te zeggen hadden en dan in godsnaam maar naar de film gingen met hun Cinevillepas, maar ook van die mensen die elkaar de hele dag door lieverd en schat noemen en altijd muntthee drinken. De daters pikte je er zo uit. Veel lachen, mondhoeken omhoog, buik in. Ik had er zelf ook een paar keer zo bij gezeten, met Harry, Dick en Tom. En een Campari soda.

'Toen ik nog dronk was alles leuker', kloeg ik daarom nog maar eens, en nipte aan mijn tonic. M was solidair en dronk een icetea, maar dat was ook omdat ze een stevige kater had, zo een met nadorst en darmkrampen, en omdat ze pas om half 8 in de ochtend haar bed was ingerold. 
'Het is al 10 uur', zei ik, 'zullen we gaan?'. 
'Dat is goed', zei M, 'want straks komen de rare mensen buiten.'  
Snel liepen we naar de parkeergarage, want rare mensen tegenkomen, dat wilden we niet. Nadat ik haar thuis had afgezet, ging ik lekker op de bank zitten, elektrische deken aan, glaasje water voor me, kat op schoot, en keek een docu over Bob Marley. Om half 2 ging ik naar bed. Nu is het zondagmorgen half 12 en ik lig nog steeds in bed. S slaapt bij S en de kat kijkt me verwijtend aan, hij wil naar buiten. Weer een ochtend verspild, denk ik.