zondag 15 juni 2025

Krabbels. Kruimelkinderen.

Het is vaderdag. Ik was het bijna vergeten, tot ik de foto's zag langskomen op social media. Foto's van lieve, gewaardeerde en betrokken vaders. Zoals mijn vader. Die er altijd voor me was. Ook als het mis ging, eigenlijk voorál als het mis ging.

Zo niet de vader van mijn kinderen, mijn ex. Een "pretpapa" noemde een vriendin hem onlangs, toen hij weer eens niet thuis gaf in een noodsituatie. De pret is bovendien voorbehouden aan één kind, de andere twee mogen de overgebleven kruimels oprapen. Ik kan dit met de beste wil van de wereld niet begrijpen. En God ja, ik heb het geprobeerd. Ik heb gezocht in mezelf, in de thuissituatie, in zijn draagkracht en vermogen en misschien wel beperkingen, ik probeer te vergeten, heb zeker vergeven. Maar soms is een sigaar gewoon een sigaar.

Toen de kinderen nog klein waren zaten we op zo'n dag met zijn allen op zijn bed. De kinderen met zelfgemaakte of zelfgekochte cadeaus, trots en vol kinderlijke verwachting. Cadeaus die we jaren later bij de laatste verhuizing onaangeroerd, soms nog onuitgepakt in zijn werkkamer terugvonden. Hij gaf er niet om, wat hij nodig had of graag wilde, kocht hij zelf, soms daags voor zijn verjaardag of kerst. Hij zag de teleurstelling in de ogen van zijn kinderen niet, en nog steeds niet, als hij weer een verjaardag, een diploma, een medische behandeling of iets anders belangrijks van ze vergeet, en daarom hebben de kruimelkinderen het uiteindelijk opgegeven. Het pretkind gelooft er nog in, maar wil er vooral graag in geloven. Ik ben niet langer boos op hem. Pak de pret, vergeet de rest, leer ik mijn kinderen. Dit is wat het is. 

zaterdag 14 juni 2025

Faillissement

Eerst ging de droger kapot. Bij elke droogsessie stopte hij halverwege, elke keer met een andere code. Dan deed ik 'm uit en weer aan en dan blies hij weer 10 minuten door. Tot hij weer stopte en het hele riedeltje van voor af aan begon. Iets met de vochtsensor, zei het internet. Het is altijd afwegen, koop ik nieuw of laat ik maken. Nou kost een nieuwe droger al gauw 500 euro en zo'n vochtsensortje maar een eurootje of 13. Het apparaat was bovendien pas 4 jaar oud en hoorde volgens datzelfde internet zeker een jaar of 10 à 15 jaar mee te gaan. Ik belde de monteur.

Wat gaat er in godsnaam nog 15 jaar mee, dacht ik intussen. Ik worstel al elke keer met dat verdomde touchscreen bedieningspaneel: als mijn vinger te droog is gebeurt er niks, is hij te nat, dan doet hij ook niks. "Knoppen, geef mij knoppen", riep ik menigmaal als een echte boomer. Nee, dan vroeger. Onze oude Sony tv, 20 jaar deden we ermee en uiteindelijk vervingen we hem omdat hij niet Smart was, niet omdat hij stuk was. Mijn mixer uit 1978, die ik kocht toen ik voor het eerst ging samenwonen, pas dik in de 21e eeuw hield hij ermee op. Net als mijn ex, pas na 30 jaar gaf hij de geest. Alles werkte nog naar behoren, alleen de spirit was op. Niet langer leverbaar, zei de dealer, en dat was dat. Ook mijn Daewoo met Deuk uit 1997 had zeker nog gereden als ik hem niet had laten ombrengen vanwege een schoonheidsfoutje. Kortom, alles uit de vorige eeuw was beter en sterker dan de supersonische, elektronische apparatuur van nu.

"Dat is dan 220 euro en 56 cent", zei de monteur.
Ze verblikte of verbloosde niet. "Maar ik moet het onderdeel nog wel bestellen."

Toen kreeg ik de rekening van mijn telefoonprovider. Normaal 24,47 per maand, nu prijkte er een bedrag van 93,78 op mijn bankafschrift. Ik belde.
"Uw nieuwe abonnement gaat pas in juli in, mevrouw", zei ze.
"Dat weet ik, daar bel ik niet voor."
"U heeft een paar keer in het buitenland gebeld, mevrouw", zei ze op een toon die verried hoe ze over zoveel geldverspilling dacht.
"Ik heb de afgelopen maand geen stap buiten mijn dorp gezet".
"Jawel, u was in België."
"Dat was mijn dochter. Dat is het andere nummer, weet u nog", zei ik nu met enige stemverheffing.
"Oh, maar ik zie dat ú ook in het buitenland hebt gebeld."
"Onmogelijk", zei ik (strakke bovenlip).
"Jawel. Ik zie hier dat u naar het buitenland hebt gebeld."
"Náár, u zei net ín. Dat is heel wat anders!" riep ik nu, tot het uiterste getergd.
"Dat zeg ik, mevrouw, náár het buitenland", riep ze terug.
"En welk buitenland was dat dan, hè?!", krijsde ik.
"Roemenië, mevrouw", krijsde ze terug. "Minutenlang, nee, urenlang naar Roemenië!! Al uw belminuten op door uw telefoontjes en berichten naar Roemenië!!"

Oh ja.
Oeps.

Wat volgde was de wc. De vlotter schoot weer los. Voor de zoveelste keer. In het verleden had ik de vastgoedmakelaar hierover al eens gebeld. "Vlotters zijn voor eigen rekening", zei de makelaar die zonder enige schaamte maandelijks 1150 euro van mijn bankrekening plukt. "Vlotters zijn voor eigen rekening", klaagde ik nu tegen een handige vriend van mijn dochter, in de hoop dat hij de hint begreep. Hij keek wel even, zei hij. Even later deed alles het weer, de wc trok weer door en vulde weer bij. Alleen kwam er nu een stroompje water uit een buis dat er eerder nog niet liep. Vijf handdoeken later belde ik maar weer eens met de makelaar. "De aannemer gaat u bellen", zei hij. Een week later werd ik gebeld door een meneer met een sterk dialect, iets uit het oosten des lands. Nee, niet weer een energieboer, dacht ik en wilde al ophangen. Toen hoorde ik het woord wc. En pot. En afvoer. En dinsdag tussen 8 en 4 uur.  "Ja, ja", riep ik. "Ja, ja, dan kan ik!" Pas toen ik had opgehangen bedacht ik me dat ik op die dag helemaal niet kon. "Bel me als de kosten boven de 150 uitkomen", zei ik tegen dochter S. "Anders voortaan beneden plassen."

En dan moet de vakantie nog beginnen. 

vrijdag 13 juni 2025

De student

"Voor als je je verveelt", zegt ze. En ze gooit een pakketje papier op mijn bed. Het is haar thesis en ze gaat 'm vanavond definitief indienen want morgen is het vrijdag de 13e. Niet dat ze bijgelovig is, maar toch. Ik verveel me niet. Ik lig koud 15 minuten in bed, ventilator aan, kat in knieholtes en scrollend door mijn Instagram, blij dat ik een moment voor mezelf heb. Een klein moment van lullige ledigheid. Om daarna vroeg te gaan slapen, maar nu echt. "Morgen", beloof ik.

Na de zomer stapt ze over van Utrecht naar de universiteit van Leiden, voor haar master. De faculteit staat in Den Haag. Gelukkig maar, want dat scheelt een trein. Ik probeer een beetje bij te houden waar ze mee bezig is en dat is niet eenvoudig. Ze heeft geen hulp nodig, stelt geen vragen, ik hoef haar niet achter de broek te zitten. Maar interesse vindt ze fijn, juist omdat ze het maar zelden krijgt. Het is een veel voorkomende fout die ouders van meerdere kinderen maken. De meeste aandacht gaat naar het zwakste kind, het modelkind wordt niet gezien en niet gehoord, dat redt zich immers wel. In de dierenwereld is het precies andersom. Dat zwakke jong krijgt een zetje het nest uit, die gaat het toch niet redden in deze bikkelharde wereld.

"Zal ik het nog even doornemen, voor eventuele taalfouten?", zeg ik nu. 
Ik heb het stiekem opgeschreven, omdat ik het steeds vergat. Thesis: Political trust, percieved economic threats from immigrants and the role of education in the Netherlands. Minor: Conflict Studies. Master: Governance of Crisis.
Ze kijkt me vorsend aan. Eén wenkbrauw net iets hoger dan de ander, net als bij haar moeder. 
"Eh..., oké?", zegt ze weifelend, wantrouwend. Oh, fuck, het is in het Engels, realiseer ik me te laat. Niet dat mijn Engels zo slecht is, maar het is een wetenschappelijk verhaal met veel statistieken over een onderwerp dat niet makkelijk weg leest. "Lukt dat?", vraagt ze. Ik kan niet meer terug. Ook mijn wenkbrauw schiet omhoog. "No problemo, dear".

De volgende middag - ik heb me net thuis geïnstalleerd omdat de kantoortuin koud en kil is vanwege een hysterische zonwering en een nooit werkend klimaatbeheersingssysteem - loopt ze mijn werkkamer in, gekleed in een kort sportbroekje met bijpassende tanktop.
"Heb je mijn scriptie al gelezen", vraagt ze. 
"Mens, ik heb sinds weken weer eens een hele nacht geslapen", zeg ik. "En nu ben ik aan het werk."
Ze zucht.
"Ik ga sporten."
"Ik zie het", zeg ik. "Geil bruukske".
Ik tik haar op de billen.
"Mahaaaam!", roept ze uit.
Ze loopt de deur uit.
"Ik ben jou zóóó zat!"
Kleng doet de deur.  


zondag 18 mei 2025

De Schrijver. Tinderavonturen, deel 11.

Sinds lange tijd, anderhalf jaar om precies te zijn, zit ik weer eens op Tinder. Van mijn meest recente 'matches' heeft de laatste de meeste tekst. Geen wonder, want hij heeft echte boeken gepubliceerd en een achtergrond in de reclamewereld. We maken een afspraak voor het weekend. Een dag later zegt hij dat het tijd wordt om elkaar te zien. "We hebben toch al een afspraak staan", vraag ik. Maar hij is een man van de dag, zegt hij, en dus vervroegen we de date naar woensdagmiddag, op mijn oude, vertrouwde datingterras.

Ik heb mijn kantoorkleding nog aan: zwarte pantalon, zwart colbert en een donkerblauwe, satijnen blouse. Op het terras is het warm, ondanks een zorgvuldig gekozen plekje uit de zon, en ik trek mijn jasje uit. Een jonge, vriendelijke serveerster komt vragen of ik al wat wil drinken of liever wacht op mijn afspraak. "Ik wacht", zeg ik. Een kleine 10 minuten later komt hij aanlopen. 
Naarmate mijn houdbaarheidsdatum afneemt, vermindert ook het aantal aantrekkelijke gegadigden op de datingsites, dat werkt immers beide kanten op. Daar komt bij dat mannen nog steeds vooral jonger willen scoren met als gevolg dat je als vrouw van 65 al gauw richting 70 moet gaan daten. Dat doet iets met mij. Zeventig, in mijn hoofd is dat mijn vader toen hij na de dood van nijn moeder weer opnieuw ging daten. Het betekent oud, grijs, en met waterige oogjes. Deze man, we noemen hem L, is 68, heeft al zijn haar nog, en hij lijkt op zijn profielfoto's, de eerste plus is binnen. Naast hem dribbelt een hondje, type enthousiast Roemeens straatschoffie, een plusje voor de dierenvriend. L heeft een vriendelijk en zonnig gezicht en neemt druk gesticulerend direct veel ruimte in. Of ze Leffe blond hebben, vraagt hij aan het meisje. Dat hebben ze niet, maar wel iets wat erop lijkt. Even later wordt er een flinke bel bier voor hem neergezet, voor mij een pilsje en de hond krijgt een bak water. Het gesprek gaat wat stroef van start, je kunt aan hem merken dat hij liever schrijft, maar hij doet enorm zijn best. Ten eerste maakt hij rap korte metten met al mijn eerdere bezwaren tegen het daten van Nederlandse mannen. Hij stelt vragen, hij luistert, en tot mijn verbazing krijg ik zelfs complimentjes. Het brengt me van mijn à propos, ik ben niet gewend om over mezelf te praten, niet op werk, niet met potentiële grote liefdes, en zeker niet in familiekring waar het een kwestie van enkele seconden is voordat je na een overmoedige, iets te persoonlijke ontboezeming subiet wordt teruggefloten en als aansteller of autist wordt geclassificeerd. Gaat niet over jouhou, roepen de kinderen dan. Ja, ja, plachten de broers te zeggen.

"Ik ben depressief."
"Ja, ja."
"Ik denk dat ik suïcidaal ben."
"Ja, ja."
"Ik heb nog 3 maanden te leven."
"Ja, ja."
En dat is het dan.

Kan ik zoenen met deze man, vraag ik me in stilte af. Dat is immers de sleutelvraag. De blonde haartjes op zijn gebruinde armen zeggen ja. Zijn wat bruin verkleurde tanden zeggen nee.
Een tweede bel, een tweede fluitje. Wat blokjes kaas, ook voor de hond.
"Je kunt het Indonesische in je accent nog horen", zegt hij plotseling.
"Eh", zeg ik, enigszins verward. "Ik ben geboren en opgegroeid in Amsterdam."
"Nieuw-West", voeg ik toe, alsof dat ertoe doet.
"Je hebt toch jaren in Surabaya gewoond?"
"Nee, nooit. Dat was vast je andere date." Ik maak er maar een grapje van, maar hij lacht niet. Later zie ik in onze appjes dat ik heb gezegd dat ik al vanaf mijn 15e in suburbia woon. 
Bij zijn derde glas - ik hoef niks meer -, krijg ik vragen als: "Wie ben jij, waar sta jij voor. Maar dan écht, bedoel ik". Ik heb net gezegd dat ik niet het type ben om mezelf aan de A12 te plakken of te demonstreren tegen de megastallen, zo zit ik gewoon niet in elkaar. Dit zijn van die vragen waar ik niks mee kan. Ze moeten de indruk wekken dat de vraagsteller intelligent is en nadenkt over het leven, en dat zal best zo zijn, maar mij is het te vaag, te zweverig.
"Wist ik het maar", zeg ik. En, even later: "Soms is een sigaar gewoon een sigaar."
"Niet voor Bill Clinton", zegt hij. We lachen.
Dan zwijgt hij. Alsof hij diep nadenkt over deze prangende levensvragen. Met zijn blik op de einder (de schoenenboer aan de overkant) zie ik hoe zijn ogen zich vullen met tranen. Wat krijgen we nou, denk ik. Heb ik iets verkeerds gezegd? Na een lange, ongemakkelijke stilte, waarin de tranen blijven rollen, vraag ik wat hem zo emotioneert. Ik klink alsof ik in functie ben, realiseer ik me met schrik. "Goeie vraag", snikt hij. Hij heeft geen lijken in de kast, heeft hij eerder gezegd. Eerlijkheid troef. What you see is what you get.
En daar zit ik dan. Met een man die door emoties en bier overmand in huilen uitbarst. 
Alsof ik aan het werk ben. Maar ik ben niet aan het werk. Ik ben op date. Een eerste date!
Gedachten schieten als pijlen door mijn hoofd:
Ik wil naar huis. Iedereen kijkt. 
Ja, en...? Wat een loeder ben ik. Hoezo, geen lijken. Is hij soms alcoholist?

Hij moet de schaamte nu ook voelen. Arme man. Hij vraagt de rekening (ook weer zo'n pluspunt, geen gedoe, geen gesplit, geen tikkie, gewoon schuiven, als een echte heer) en zegt nog even naar de wc te willen. Hij staat op. Schuift zijn stoel naar achteren. Ik zie hem wankelen. Hij probeert zijn evenwicht nog te corrigeren met een halve draai, maar het is te laat. Met donderend geraas stort hij zijwaarts neer tussen de belendende stoelen en tafels. Het geeft een hels kabaal en alle ogen richten zich op hem. "Meneer, meneer, oh, gaat het meneer?", roept het toeschietende personeel in koor. Langzaam krabbelt hij overeind. Zijn arm bloedt, maar hij wil geen hulp, nee, het gaat, hij wil naar de wc, niks aan de hand.

Exit L.

Van de aardige serveerster krijg ik zijn vest, leesbril en de hondenriem aangereikt. "Misschien moet u even gaan kijken naar meneer", zegt ze, "ik vertrouw het niet."
De hond intussen rent in blinde paniek door het restaurant, over het terras en weer terug. Waar is de baas? Ik besluit eerst de hond te redden. Als een Benny Hill avant la lettre (hoor je het muziekje?) ren ik als een idioot rondjes achter de hond aan. Als ik hem eindelijk te pakken heb, loop ik met mijn laatste beetje waardigheid naar de Heren-wc. Als na enige tijd L naar buiten komt - gelukkig, hij leeft nog -, lopen we samen naar onze geparkeerde auto's. 
"Werd je ineens duizelig", vraag ik.
"Nee", zegt hij. "En het kwam ook niet door de drank".
De hond springt enthousiast mijn auto in. Matties for life, denk ik, maar de baas roept en daar gaan ze.

S en ik komen bijna tegelijkertijd thuis.
"Waar was je", vraagt ze, "je auto stond er niet."
"Ik had een date", zeg ik. "Maar het kan net zo goed een geheime opname voor banana split zijn geweest".  

vrijdag 11 april 2025

Omdat je het waard bent

Ik had geen voorkeur voor een bepaalde kapper opgegeven. "Een stylist", corrigeerde het meisje aan de telefoon me nog. Veel fout kun je toch niet doen met die paar vlassige haartjes op mijn hoofd, of het nu Kim, Daphne of Sanne is die de schaar hanteert. Gewoon een rechte bob, geen laagjes, want die heb ik niet. En blond, want grijs, daar ben ik bij nader inzien nog niet aan toe. Toch ben ik aangenaam verrast als mijn stylist een hij blijkt te zijn, en ja, van het frivole soort. Geen Mounir met mediterrane baard en grove mannenhanden, zoals in mijn favoriete TikTok filmpjes, maar een oerhollandse en oergezellige jongeman die Tim heet en in alles, zijn stem, zijn lach, zijn loopje, zijn zwierige knip, de gedroomde gay best friend van elke vrouw verbeeldt. Hij stort zich vol enthousiasme op mijn karige haardos en aan de manier waarop hij zijn handen door mijn haar haalt kan ik zien dat alles dit keer helemaal anders zal worden. "Ik knip het altijd droog", zegt hij om te beginnen. "Dan kan ik zien hoe het haar valt." En zijn handen glijden en woelen door mijn lokken, alsof ik in een salon in Dubai zit. Hij gaat meteen aan de slag. Knip, knip, doet hij, en hij houdt de schaar vast als een penseel, als een kunstenaar bevangen door inspiratie, zijn elleboog hoog in de lucht, pluk na pluk valt op de grond. Ik heb het een beetje benauwd, als dat maar goed gaat, denk ik. Want ik heb de hele dag een elastiekje in mijn haar gedragen en die zwiep halverwege mijn haar is geen natuurlijke krul, het is een knik, een valse vouw. Maar dan komt de verf. "Niks koel blond", zegt hij, "Je huid is warm, ondanks het ijsblauwe van je ogen." Ik heb een warme blonde kleur nodig, zegt hij, en hij walst naar de kast, kiest zijn verf als een Van Gogh, danst weer terug. Ik kan alleen maar knikken - natuurlijk, wat je zegt -, ik ben als was in zijn handen. Ergens in mijn hoofd zit er nog wel iemand te roepen, halloooo, je wou toch koel, koel, koelblond? Maar ik negeer het, schuif het resoluut opzij. Deze man, deze blije dertiger, deze vaardige stylist gaat ervoor zorgen dat er straks een gloednieuwe versie van mezelf de deur uitloopt. Een warmblonde vrouw met ijsblauwe ogen. "Zo", zegt hij als ik vol in de verf zit. "Nu 30 minuutjes wachten. Wil je een blaadje?" En weg is hij. 

Na een paar minuten is hij terug. Zonder tijdschrift. "Dit gebeurt me nooit", stamelt hij. "Het moet er weer uit", zegt hij. "Ik heb de verkeerde verf gepakt." Ik word rap naar de wasbak geleid. "Dit is een toner, die heeft geen kleur. Dit is me nog nooit overkomen. Die doosjes, ze lijken op elkaar, echt, zo stom. Als zij de doosjes niet had zien liggen...". Hij wijst naar zijn collega, de blonde vrouw met de lange nagels die me vorige keer knipte. Ik zeg wel vijf keer dat het niet erg is, kan de beste overkomen, maakt niet uit, meer aandacht voor mij, meer waar voor mijn geld, maar hij is bevangen door schaamte. 

Als de toner eruit gespoeld is, moeten mijn haren eerst weer worden gedroogd, dan gaat de nieuwe, de juiste verf er in. Dan weer naar de wasbak. Het meisje neemt het over. Haar lange nagels krassen over mijn schedel. Ik heb het intussen koud gekregen, zit te rillen onder mijn kapmantel. Ik zie hoe mijn Tim zijn handen nu door de haren van een andere vrouw laat glijden. "Een beetje naar achteren föhnen", roept hij wel nog even naar de collega die de klus nu geroutineerd afmaakt. En zeker, het eindresultaat is goed. De kleur is mooi, mijn haar valt goed, zacht, vloeiend. Ik ben tevreden. Maar de magie is verdwenen. Als ik 10 minuten later de deur uitloop, 127 euro armer, ben ik weer gewoon Jetty van Jan. Met een rechte bob. In één laag.