Ik zat na mijn training een beetje bij te komen in de kleedkamer, je kent het vast, rood hoofd, abnormale hartslag en de twijfel of het dit allemaal waard is, toen er een zware voetstap klonk. Ik keek op. Een lange meid van pak 'm beet eind 20 kwam binnen. Ze had motorlaarzen aan, een leren jack en een helm in haar hand. Toen ze haar jas uittrok kwam er een ruimvallend T-shirt tevoorschijn met een bekende verschijning erop. "Dragon Ball Z", zei ik. "Vegeta, om precies te zijn". Ze keek me eerst even verward aan, mensen praten immers niet meer tegen elkaar in de sportschool. Toen schoot ze in de lach. "Mijn zoon", verklaarde ik mijn kennis van de manga cultuur. "Ja, de dag moet nog komen dat ik in zo'n topje ga trainen", zei ze toen op schampere toon. "Sja", zei ik, "ik vind het ook wat overdone, maar ik ben natuurlijk oud". Ik hield me maar een beetje op de vlakte om niet meteen in een "Karen" rol te schieten. Ze keek me vorsend aan, probeerde in te schatten hoe vreselijk oud ik wel niet was. "Maar toen ik jong was deed ik het ook", zei ik. "Ja, ook toen had je al strakke pakjes", zei ze, waarschijnlijk was ze eruit, ik was oud genoeg om de Jane Fonda's aerobicstapes te hebben meegemaakt. "En ik wist ook dondersgoed waarom ik het deed", voegde ik toe. Ze lachte. "Precies, en dat is nog steeds zo, allemaal aandachttrekkerij. Maar daar kom ik hier niet voor." Ik bespeurde enige bitterheid in haar stem. "Ik ook niet meer ... helaas", antwoordde ik.
Jetty van Jan
Observeren, absorberen, concluderen
woensdag 6 augustus 2025
Krabbels: In de sportschool
dinsdag 5 augustus 2025
Krabbels: Klein van stuk
Zojuist de film Napoleon uit 2023 gekeken, met Joaquin Phoenix in de titelrol. Wie wist dat Joaquin zo klein van stuk was, ik niet, vond het altijd een imposante man. Zo zie je maar, borst en kin vooruit, broeierige blik onder een stevige wenkbrauw, et voilà. Nou was die Napoleon helemaal niet zo klein. Weliswaar slechts 1.68 (mijn vaders lengte), maar in die tijd, en niet te vergeten in Zuid-Frankrijk, was dat niet ongewoon, en nog niet eigenlijk, want zelfs ik voel me soms relatief lang in een Zuid-Franse Hypermarché. Zo zijn er meer verhalen die de ronde doen over deze megalomane krijgsheer. Hij zou een micropenis hebben, lees ik. Het lichaamsdeel, dat na zijn overlijden werd geamputeerd en op een veiling voor zo'n 3.000 dollar verkocht, zou nog geen vier centimeter meten. Ik dank je de koekoek, dat is geen werkwijze waar een man nou zo warm voor loopt. Verder zou hij handelen vanuit een ernstig minderwaardigheidscomplex, het latere Napoleoncomplex, hetgeen hem dominant, agressief en ambitieus zou hebben gemaakt, maar dit wordt door geen enkele historicus bevestigd. Geen film trouwens om eens lekker te bekijken op een doordeweekse dag. Eindeloos lange veldslagen, hier en daar een vreugdeloos wipje met Joséphine, en het meeste is in het donker gefilmd, wat natuurlijk waarheidsgetrouw was in een tijd zonder electrickery, zoals Catweazle het noemde, maar wat voor de hedendaagse kijker nogal vermoeiend is. Enfin, ik heb me er doorheen geslagen tot aan Waterloo toe, en weer een hoop geleerd. Namelijk dit: zoveel onschuldige mensen die door de eeuwen heen bloederig aan hun eind zijn gekomen omdat één zo'n knakker het hoog in de bol heeft. Tot op de dag van vandaag! Maar ik noem geen namen. Overigens meet Netanyahu 1.84 en Trump maar liefst 1.90. Poetin daarentegen: 1.70! Ik zeg u, een Napoleoncomplex.
woensdag 30 juli 2025
De redding van Arthur, Muizenkoning voor eens en altijd
Die avond sliep ik niet voor eenen in. Om half 4 werd ik wakker. Rond 6 zag ik de zon opkomen, om half 7 viel ik in een droomrijke slaap, en om half 8 schrok ik wakker van de wekker, met de dromen nog scherp en helder op mijn netvlies (iets met King Arthur en de woest aantrekkelijke acteur die hem vertolkt). Ik constateerde nekpijn, hoofdpijn, een stijve onderrug en een trillend linker ooglid. En een immense, loodzware, slepende vermoeidheid. De woede was er ook nog. Dus ik besloot me af te melden van werk. Doe ik nooit, nooit zomaar althans, en ook niet zomaar als ik moe ben, maar het moest. Een dag rust, een dag niks, dat leek me op dat moment de enige oplossing en het allerverrukkelijkste op aarde. Nou gaat dat ziekmelden bij ons nooit zomaar. Je moet zelf voor vervanging zorgen als je bereikbaarheidsdienst hebt (en dat had ik), je moet je eigen afspraken afzeggen als je die hebt (en die had ik) en collega's, administratie en teamleider inlichten. Pas om half 11 kreeg ik contact met mijn afspraak van 11 uur. Daarna liet ik de kat naar buiten, rolde mijn bed in en sloot mijn ogen. Eindelijk rust. Het grote slapen kon beginnen.
Een krap uur later wandelde Mowgli mijn slaapkamer binnen. Dat was nogal ongebruikelijk, zo vroeg. Maar hij was dan ook niet alleen. In zijn bek had hij een muis. En die leefde. Mijn reactie was niet precies waar hij op gehoopt had, want nu schoot hij onder mijn bed. Met muis en al. "Verdomme", schreeuwde ik. En natuurlijk wilde hij er niet onder vandaan komen. Ik gooide een gymp, maar dat intimideerde hem niet in het minst. Ik had iets langers nodig, een stok. Snel liep ik naar de badkamer (dat ging nu een stuk vlotter) en pakte mijn handzame vloerwisser met telescoopsteel en supersonisch sproeisysteem. Maar toen ik terugkwam was de kat gevlogen. Op zo'n moment rijst de vraag: heeft hij de muis meegenomen of achtergelaten? Ik zette de zaklamp van mijn telefoon aan en speurde onder mijn bed. Stof. De gymp. De oplader van mijn smartwatch (aha!). Maar geen muis. Ik trok mijn staande spiegel naar achteren, vlooide de mand met strijkgoed uit, doorzocht alle hoeken en gaten en schoenen en manden, niks. Daarna volgde ik Mowgli's spoor naar beneden om te kijken of hij daar ergens de toch zeker zwaar gehavende muis gedropt had (niks op de trap), door de huiskamer (daar zat de kat en waste zich alsof er niets was gebeurd), naar de tuin (in mijn nachthemd, met bril op, haar als Boris Johnson). Ergens moest toch een gewonde muis liggen.
Nou ben ik niet bang voor muizen. Ik gil niet als er één voor mijn voeten loopt. Ik durf ze te pakken en zelfs te doden. Dat is niet mijn intentie, want ik ben vredelievend (behalve als ik chagrijnig ben) en vind muizen schattig en katten die ermee spelen nodeloos wreed, maar een muis in mijn slaapkamer? Toch maar niet. Enfin, daar was hij niet. Onmogelijk. Dus kroop ik weer in bed, vast van plan iets van die geplande slaap waar te maken.
Na een half uurtje ledigheid (het slapen wilde nog steeds niet lukken) zag ik 'm plots lopen en hij bleek weer aardig ter been te zijn, want toen ik als door een wesp gestoken mijn bed uit sprong, schoot hij achter mijn nachtkastje. Alwaar hij wederom, als ware hij Harry Potter op Perron 9 3/4, in het niets verdween. Weer vloekte ik stevig, maar dit keer besloot ik het grondig aan te pakken. Ik schoof net zo lang met bedden en kastjes tot ik 'm zag. Hij zat achter de boeken in de boekenkast. "Kom er uit!", riep ik. En ik pookte met mijn deLuxe vloerwisser met handige soft touch handgreep en microfiber doek tegen de boeken. Nu werd het hem toch echt te heet onder de pootjes. Hij rende voor zijn leven, de kleine strijder, maar de muur gaf weinig grip en daar buitelde hij naar beneden, regelrecht in de mand met boeken die ik nog niet heb gelezen. "Nu heb ik je", riep ik opgetogen. Ik pakte de mand, schudde even flink (want hij wilde alweer naar boven klauteren) en kiepte de inhoud in één keer door het openstaande raam de tuin in. Daar ging hij. In een strakke boog zoefde hij door de lucht de tuin in (pootjes gespreid als in een tekenfilm), samen met een vuistdikke roman van Louis Couperus, een ambitieuze thriller van Nicci French en een zomers niemendalletje van een onbekende grootheid. Gevolgd door een puzzleboekje, een tijdschrift met gespierde dames, een aantal pennen, een nekkussen en een geheim notitieboekje. Bam, deden de boeken op de terrastegels. Maar de hoofdpersoon in dit verhaal - ach, hij leek wel een babymuisje zo klein - landde op de tuintafel en rende ervandoor, de vrijheid in. "Dag Arthur", riep ik nog.
Toen ik opkeek zag ik de overbuurman. Hij was op zijn oprit iets aan het slijpen met een slijptol. Verbaasd keek hij naar de vliegende bibliotheek en de vrouw met de woeste haren. Nou, die is ook chagrijnig, je zag het hem denken.
zaterdag 26 juli 2025
Krabbels: Mikko en andere kunstenaars
Of zie mijn broer. Mijn broer is zanger van beroep. Bariton, zeg ik er dan altijd achteraan, zodat je snapt dat hij niet in een bandje zit, al heeft hij dat ook ooit gedaan. Behalve liederen van Schubert zingt hij ook hedendaagser werk, hij speelt gitaar, dirigeert koren en soms orkesten, vertaalt dode dichters en schrijft boeken en blogs. Voor sommige klussen wordt hij betaald, voor andere niet. Misschien dat hij daarom door een vriend ooit de eeuwige beroepsamateur werd genoemd, een opmerking waar ik nog lang over moest nadenken. Sloeg het op het feit dat mijn broer vele vaardigheden heeft maar nergens wereldberoemd mee is geworden? En dat gezegd hebbende, waarom is dat toch altijd de verwachting bij kunstzinnige beroepen, waarom heb je het anders niet gemaakt? Dat verwacht je toch ook niet van een biologieleraar? Dat hij wetenschappelijke artikelen publiceert over het ontstaan van spuugbeestjes omdat hij anders is mislukt? Een vak is een vak. Of was het omdat hij voor maar een paar activiteiten wordt betaald en de rest uit pure liefhebberij (en een creatief moeten) doet?
"Hij wilde ermee zeggen dat ik van al mijn hobbies een soort van beroep had gemaakt", zei mijn broer, "het was aardig bedoeld."
"Als je ergens voor betaald wordt, ben je beroeps", zei ik, want ik hou de dingen graag simpel. Zo ben ik een hulpverlener in een wijkteam. Ik ben ook iemand die graag schrijft, maar ik ben geen schrijver tot ik een gek vind die me ervoor betaalt.
Die Mikko heeft trouwens eenzelfde dwangmatigheid als ik. Hij maakt al anderhalf jaar elke dag een tekening van zijn nu anderhalf jaar oude zoon. Soms is hij het vergeten, dan schrikt hij wakker, knipt het licht aan en denkt: ik moet nog. Ik herken dat, ik deed dat ook tijdens de pandemie, ik moest elke dag iets bloggen, dat was immers de afspraak die ik met mezelf en het universum had gemaakt. Ja, wij kunstenaars hebben het niet makkelijk. Mikko dan, want hij wordt ervoor betaald. "Ik markeer de tijd zodat hij niet simpelweg verstrijkt", zegt hij. En dat is precies wat het is.
zondag 20 juli 2025
Sanka
"Hoe was je vakantie", vraagt een collega. Ik kijk haar verward aan. Tussen de donderdag van mijn terugkeer op de werkvloer en deze vraag zit alweer een week van heisa. "Welke vakantie", vraag ik. We lachen. Het is een bekend gevoel. Eerst ben je 2 weken bezig met het goed wegzetten van al je lopende casussen (het is eigenlijk casus, maar zelfs data is tegenwoordig gewoon datums, dus noem het meegaan met de tijd) en wat niet kan wachten overdragen aan collega's (het is eigenlijk collegae, maar zelfs artsen zeggen dit niet meer), dan heb je 2 à 3 lullige weken vakantie, en vervolgens heb je 2 weken nodig om weer op schema te komen. Waar doe je het voor, denk je elk jaar.
Vroeger, heel vroeger, toen ik nog jong en begeerlijk was - dat was zo rond mijn 24e en ik werkte als kantinemedewerker bij een bedrijf dat kwaliteitscontroles uitvoerde van allerhande zuivelproducten -, had ik een Surinaamse collega, een aardige, joviale, wat oudere man. Hij spaarde al zijn vakantiedagen op gedurende drie jaar, zodat hij vervolgens drie maanden kon afreizen naar de binnenlanden van Suriname, waar de marrons wonen, naar zijn geboortedorp, zijn familie en vrienden. Daarna kwam hij nog zwarter en helemaal ontspannen en uitgerust terug met fotoboeken vol plaatjes uit een andere wereld.
"Eeeh jij met je lekkere sanka", riep hij me altijd na, als ik zwoegend de loodzware koffiekar door de gangen duwde, de bedrijfssemafoon in de achterzak van mijn veel te strakke spijkerbroek. Nou was hij geen CEO en ik geen HR manager, waren we geen van beiden getrouwd en bestond Coldplay überhaupt nog niet, maar toch vraag ik me af of dit nog mag. Toen mocht het wel, we lachten erom, ik riep dan iets soortgelijks terug of stak mijn middelvinger op. Je werd er ook een beetje weerbaar door, denk ik nu, maar zo'n gedachte is dan wel weer typisch voor de boomergeneratie. Want was het eigenlijk wel oké? Of gelden er andere regels voor werknemers in de arbeidersklasse? Doen die minder moeilijk, zijn die weerbaarder, hebben die nog humor? Of bekommert niemand zich daar om? Het zijn rare tijden, verzucht ik vaak. Niks mag meer, op elke slak wordt zout gelegd, we zijn compleet doorgeslagen ..., een van mijn stokpaardjes, ik weet het. Maar is het ook echt een achteruitgang of is het gewoon moeilijk om mee te bewegen met de nieuwe tijd, als senior citizen? Dat laatste wordt regelmatig ontkracht door de jonge dertigers om me heen, zoals mijn dochter. "Snowflakes", zegt ze snuivend over de huidige, jonge generatie. "Watjes! Alles is drama, alles is emotie, alles is kwetsend, en iedereen gaat erin mee uit angst om gecanceld of aangeklaagd te worden."
Enfin, ik dwaal af. De Surinaamse collega kwam ik nog jarenlang met enige regelmaat tegen in het wild. Hij leek weinig te veranderen, al ging zijn gezondheid steeds verder achteruit en had hij niet langer de financiële middelen om naar zijn thuisland af te reizen. Hij bleef joviaal, hij bleef een flirt, ook toen mijn billen zich reeds lang hadden teruggetrokken in de anonimiteit van ouderdom en overgewicht. Pas jaren na zijn overlijden realiseerde ik me dat ik hem al een tijd niet meer had gezien. Geen groot gemis, voor mij dan, want wat wisten we nu eigenlijk van elkaar, maar het leven neemt meer dan het geeft, als je er zo op terugkijkt, en als je niet oppast, verliest het steeds een klein beetje meer kleur.
Moraal van het verhaal: ga minder vaak, maar langer op vakantie. Leef in het moment, want niets is eeuwig, ook je billen niet. Behalve bomen, hou van bomen.