Dag 1
Dit jaar dachten M en ik het handig aan te pakken en boekten we een vliegvakantie naar Portugal die precies midden in de NAVO-top viel. De beveiliging van het wegennet rondom het vliegveld was flink opgehoogd en in de stroomkabels van enkele cruciale treinen richting Schiphol ontstond brand. Zoiets kan geen toeval zijn en volgens de laatste berichten was het dat ook niet. Nou ben ik heus geen tegenstander van een fiks protestje hier en daar, maar niet als ik op vakantie ga, er zijn grenzen.
Gelukkig bood een barmhartige Samaritaan aan om ons te brengen en zo werden we om 6 uur in de ochtend afgezet bij Vertrekhal 1, ruim voordat de heer D.T. en consorten huiswaarts zouden keren.
Het vliegen vond ik dit keer enger dan normaal. Misschien omdat we naar Faro vlogen, waar ooit, vlak na de geboorte van mijn oudste, een vliegtuig tijdens de landing neerstortte, terwijl ik, nog stijf van de zwangerschapsemoties, in de veronderstelling verkeerde dat mijn vriendin erin zat (maar ze zat in het vliegtuig erna en zag het gebeuren). Of was het toch de blije selfie van het jonge gezin dat van India naar de UK vloog en nooit aankwam, die ik maar niet van mijn netvlies kreeg?
Gelukkig verliep alles naar wens, al moesten we op het vliegveld in Faro wel heel erg lang op onze transfer wachten. De oorzaak was een zoekgeraakte Ier en zijn vrouw. "Why are you here and not there?", vroeg een geïrriteerde chauffeur toen hij eindelijk was gevonden. Wij vonden dat erg lollig, vooral omdat hij nergens naartoe wees. Na een uur rijden door een heet en stoffig landschap bereikten we ons hotel. Het zag eruit als een enorm mausoleum en was groot en luxe. "Ik kan me niet herinneren dat ik een hotel heb geboekt", zei ik toen we de kamer bekeken, "er is geen keuken." Maar wat een bedden, die kussens, heerlijk.
"We zijn er bijna", appte mijn jongste dochter nog geen 10 minuten later. Zij zaten al een week in Portugal en omdat zij een huurauto hadden, wilden ze ons per se op deze enige overlappende dag meetronen naar het einde van de wereld. Het was een uur rijden, maar zeker de moeite waard, zei ze.
Mijn dochters en schoonzoon stonden gevaarlijk dicht bij de afgrond (want aan hekken doen de Portugezen niet) en dat vond ik eng, maar het was letterlijk een magistraal uitzicht dat ik ondanks mijn vermoeidheid niet graag had gemist. Ik verwachtte elk moment Tintagel te zien opdoemen of dan toch zeker Heathcliff (en Kate Bush). Later vertelde M dat men in oude tijden daadwerkelijk dacht dat er hierna niets meer kwam, wat het tot een mystieke plek maakte. Cabo de Săo Vincente is het meest zuidwestelijke punt van Portugal. De plek heeft een indrukwekkende vuurtoren en biedt een prachtig uitzicht over de Atlantische Oceaan vanaf de hoge kliffen, vertelt A.I. ons. Het ligt vlakbij Sagres, een plaats die ook wel wordt geassocieerd met het 'einde van de wereld' idee. De vuurtoren is belangrijk, want als je goed luistert hoor je nog steeds het huilen van de te pletter geslagen zeevaarders. Maar dat verzin ik natuurlijk.
Dag 1 was waarschijnlijk meteen ook het hoogtepunt van de reis. Na "het einde van de wereld" reed schoonzoon S (aka de Jongen) ons met geroutineerde zekerheid over zigzaggende weggetjes vol keien naar nog een uitzicht, misschien nog wel mooier dan het eerste. Ik was inmiddels tot op het bot gestrest want had net een paar lastige telefoontjes moeten voeren met het thuisfront, of nee, voor het thuisfront, want er ging van alles mis daar. In vroegere tijden was je compleet van de wereld als je op vakantie was, maar nu had ik, verscholen achter een geparkeerde en zeer stoffige camper voor dat kleine beetje schaduw, staan bellen met allerlei instanties, natuurlijk ook weer vlak voor vijf uur, het uur dat alles stopt in Nederland. Gelaten hadden mijn reisgenoten staan wachten tot ik klaar was en we naar de mooiste klif en vervolgens naar de allermooiste baai van de wereld konden. En zo geschiedde. Een schitterende en bijna verlaten baai, met torenhoge golven, omsloten door rotsen en bevolkt door surfers en zandvlooien. Terwijl de Jongen en M dolle sprongen maakten in de zee, liepen S en ik door het terugtrekkende water naar de einder. "Schouders laag, haal diep adem, laat het los", zei mijn verstandige dochter.
"Wie heeft zijn vieze, zanderige sokken in mijn gympen gestopt", riep M. Ik deed alsof mijn neus bloedde. "Blijft strand, hè", zei ik op neutrale toon. Strand, maakt niet uit of het een dichtbevolkt strand is in Torremolinos of een verlaten strand in Portugal, al heb ik zeker voorkeur voor dat laatste, blijft voor mij een enorme berg zand dat overal in kruipt en ik haat het. Maar ik zat tussen drie van de vier liefste mensen op aarde, dus ik zei niets en wachtte tot het over was.
Terug in Carvoeiro (spreek uit: carvwerro) besloten we gezamenlijk te eten, de volgende dag vlogen S en de Jongen weer terug naar huis. We zegen neer in het eerste het beste Italiaanse restaurant dat Villa Medici heette. Een duur restaurant, dat zag je aan alles, aan de Latijnse spreuken aan de wand (nomen est omen; veni vidi vici; carpe diem, en nog meer poenerigs), aan de stijlvolle flessen water, de echte servetten en de razendsnelle bediening, al bleek dat laatste standaard te zijn in dit land, ouderwetse service met een lach, kom daar in Amsterdam maar eens om. Het rook er goed, naar echt Italiaans eten, maar de pasta was te lang doorgekookt en dreef in de olie. Ik had echter sinds het kleffe Transaviabroodje van 9 uur die ochtend niks meer gegeten, dus mij hoorde je niet meer.
Het was al flink donker toen we S en S uitzwaaiden. Bye, bye, bye, joelde M luidruchtig naar goed familiair gebruik, net zo lang tot ze nog maar stipjes aan de horizon waren. Een kwartier later lagen we in bed. Ik sliep binnen 10 minuten en werd pas de volgende morgen wakker van M's gesnurk. Toen pas kon het echte luieren beginnen.
Dag 2 en 3
In de ontbijtzaal, ook een luxe die ik niet eerder heb bijgeboekt, troffen we alleen maar Engelsen. Het ontbijt was erop aangepast. Worstjes, spiegeleieren, witte bonen in tomatensaus, je snapt niet hoe ze het wegkrijgen zo vroeg op de dag. Goddank was er nog veel meer keuze. Croissants, verse broodjes, muffins, pancakes, vers fruit, yoghurt, etc. En een machine die hele lekkere koffie voortbracht. Tegenwoordig heet dat anders heb ik gemerkt. Een eigentijdse vrouw drinkt tegenwoordig een koffietje. En een theetje. En eet een yoghurtje. Gelukkig ben ik niet eigentijds. M wel, zij is eigentijds.
Daarna gingen we hangen aan het zwembad. Er was plek genoeg en er waren maar weinig ligstoelen gereserveerd met handdoekjes, het grote voordeel van een vakantie in het (nog net) laagseizoen. De temperatuur ligt hier gemiddeld rond de 30 graden maar op de eerste dag waaide er een stevige zeewind, een zegen in landen als Portugal. We probeerden zo gauw mogelijk het ritme te hervinden dat ons in Mallorca zo goed bevallen was. "Niks moet", zeiden we tegen elkaar, maar intussen bleef de gedachte aan ons knagen dat we wel wat moesten. Reizen, verhalen opdoen, herinneringen maken.
De Engelsen houden van zon, waarschijnlijk omdat hij zich zo weinig laat zien in hun homeland. Ze nestelen zich na het ontbijtbuffet massaal op hun vaste plek bij het zwembad en beginnen met het grote roosteren, van blauwwit naar vuurrood naar Senegalees bruin. Voor ons zat een wat oudere man met een rug zo gefrituurd dat we ons ernstige zorgen maakten over de grillig gevormde moedervlek op zijn schouder die reeds een bobbelige, grijze waas vertoonde. Ik smeer mijn halve leven als een gek en houd mijn hoofd zoveel mogelijk uit het licht, en toch word ik behandeld voor zonschade aan mijn rossige huid.
Aan het einde van de middag besloten we een kijkje te nemen in het charmante vissersdorpje, zoals de website van de reisorganisatie het noemde. In feite was het natuurlijk een volkomen verengelst en verpest toeristenoord, waarin alles wat ooit authentiek Portugees was reeds lang geleden een pijnlijke dood stierf. Souvenirs, drank en pizza, dat was het wel. Oh, en een treintje. "Daar gaan we in", riep M. Maar voor het zover was moest ik eerst vallen. Ik had nog geen 10 stappen buiten het hotel gezet of ik struikelde over een drempel van 5 millimeter. Geef me een drempel en ik val erover. Ik kwam hard terecht, bovenop mijn rechterknie die al gauw dik, blauw en stijf werd. Na deze drempel des doods durfde ik niks meer. Ik liep de rest van het steile straatje naar de baai schuifelend als een 80-jarige oma aan de arm van mijn dochter en overwoog zelfs even om EO Birkenstocks aan te schaffen, van die sandalen met een driedimensionale zool van kurk. M vond het allemaal heel zielig, zei ze, maar ik zag dat ze ook moest lachen. Die avond ging ook mijn linker gehoorapparaat kapot, dus toen was ik rechts mank en links doof.
De Sangria in het restaurant smaakte ons echter prima, net als de zacht geprijsde pizza. Ik zei het al eerder, maar de Portugezen zijn zo ongelofelijk gastvrij en vriendelijk en servicegericht dat je ter plekke zweert nooit meer een voet op Spaanse bodem te zetten, zelfs de Grieken verbleken erbij. Wel is er opvallend veel Indiaas personeel, ik lees dat Portugal de immigratieregels versoepeld heeft vanwege een ernstig personeelstekort in horeca en toerisme. M wordt er wat ongemakkelijk van, zegt ze. Ze ruimen alles achter je kont op, het is bij alles "thank you" en zelfs als ze je glas voor je inschenken, vragen ze eerst of dat mag. Voor iemand uit een land als Nederland, waar je dankbaar moet zijn als je überhaupt een glas wijn krijgt, is dit een hele overstap.
Dag 4 en 5
Gisteren hadden we laat geluncht, het liep al tegen vijven. Fish & chips, wat anders. Dus toen het etenstijd was, zo rond 9, hadden we geen honger. "Broodje dan maar", zeiden we tegen elkaar. Maar eerst haalden we de rummikub doos uit de koffer en lieten ons in de luie stoelen op het uitgestorven hotelterras zakken. "Doe mij maar een Campari Soda", zei ik, en M nam een Tequila Sunrise. Nadat ik twee van de drie potjes had gewonnen, wat op zich uitzonderlijk was omdat ik de helft van de spelregels was vergeten, namen we er nog maar één. En dan, ach, je weet hoe dat gaat, we vergaten te eten, ik vergat mijn hartpillen, de alcohol deed zijn werk en die nacht kreeg ik dus voor het eerst sinds mijn operatie van maart vorig jaar een hartritmestoornis. Bonk bonk, ging het, ik deed geen oog dicht. Van een afstandje zag ik mezelf zitten, rechtop in de kussens, met een oogmasker op vanwege de kier met licht door het gordijn en twee earplugs in mijn oren vanwege de in haar slaap zo tevreden knorrende dochter. Als het niet zo akelig was geweest, was ik in lachen uitgebarsten. Dikke knie, zo doof als een kwartel en zo blind als een mol, met een hart dat uitgerekend nu op hol besloot te slaan. Leve het toerisme. Inmiddels had de voorspelde hittegolf ingezet. We keken voor de vorm nog wel even met één oog naar de brochure met excursies maar we zetten het gesprek hierover geen van beiden door. Te heet.
Vandaag keek ik in de koele hotelbar van 3 tot 5 naar de race in Oostenrijk, samen met twee Nederlanders die het na de crash van Verstappen al gauw voor gezien hielden, geen echte fans, dat was duidelijk. Intussen was M aan het zwembad vriendjes geworden met twee Engelse mannen. Dit klinkt spannend maar ze waren dik in de 60, zaten stevig in het vet, Andy liep met een stok en André (die geen André heette maar ooit in Maastricht was geweest om een concert van André Rieu bij te wonen) had een dikke gouden schakelketting om zijn nek. Ze waren niet te verstaan, met zo'n lekker dik accent dat je in programma's als Eastenders hoort, maar wel dolgezellig en M kreeg toch maar mooi gratis piña colada's. Om 8 uur sjokten we in tropenmodus naar het dichtstbijzijnde restaurant, aten iets Italiaans, dronken een fles water, en sukkelden weer terug. Pas na 10 uur zakte de temperatuur naar aangenamere hoogte, en terwijl de meeuwen schreeuwend boven onze hoofden cirkelden, turend naar overgebleven kruimels, trokken wij de rummykubdoos maar weer uit de kast. Niet eerder hadden we op vakantie zo weinig gedaan, niet eerder waren we zo moe geweest. "We zijn op de helft", zei M, "besef je dat?"
Dag 6
De dagen rijgen zich aaneen. Opstaan, douchen, ontbijten, zwemmen, zonnen, lezen, rummikuppen in de lounge, dan ergens eten in het stadje, keuze genoeg, en weer rummikuppen, buiten op het terras, als het eindelijk een heel klein beetje is afgekoeld en er een voorzichtige Atlantische wind opsteekt. Het geluid van de meeuwen, het ijverige gedoetje van de zwaluwen, het gezoem van de airco, het ruisen van de palmbomen.
En sinds twee dagen de housedreun bij het zwembad, de helse poel van toerisme, een inferno van de hedendaagse wansmaak. De Engelsen gaan er goed op. Want als er iets is wat de Portugezen goed doorhebben is wel hoe ze geld kunnen verdienen aan het toerisme. Er is geen bar, geen restaurant en dus geen zwembad die geen livemuziek op het programma geeft staan. Vorige week was het nog redelijk mellow, een bandje met all time favorites, veel ABBA, Grease, Barry White, maar sinds gisteren is de geest uit de fles. De muziek ging van achtergrond naar voorgrond en van zoetig naar Bon Jovi. Aan het einde van dag 6 was ik (introvert en gesteld op rust en regelmaat) zon- en geluidsmoe. Na een potje rummi liepen we de steile weg naar het centrum af. Legio restaurants, maar wij wilden graag eens echt Portugees eten en geen pizza, fish & chips of curry. Bela Rosa, had Andy gezegd. Wel wat duurder, maar goed en gezellig. Dus wij op pad. Sjok, sjok, deden de slippers.
Het was er flink vol, late eters zoals de autochtonen en andere zuiderlingen, konden onverrichter zake terugkeren, maar voor twee fragiele typjes zoals wij was er nog een plekje. "Ik neem squid", zei M. "Wat is dat", vroeg ik, en ik trok er alvast een viezig gezicht bij. "Je weet wel, Squidward uit Spongebob, Octo!" "Als het geen calamaris is, durf ik het niet aan", zei ik en ik koos iets veiligs met veel peperkorrels. Na een kleine drie kwartier wachten - geen invasie van geïmporteerd Indiaas personeel hier, maar ogenschijnlijk een familiebedrijfje -, verscheen M's bord. Mijn ogen werden als schoteltjes zo groot. Wat the hell lag daar, drijvend in de sissende olie. Woorden schieten tekort, dus kijk naar de foto hierboven en oordeel zelf. Wie oh wie? Ik niet, nee nooit zelfs. "Wacht maar tot het oorlog is", zei M. "Je bent een held", zei ik, "een absolute held!"
Dag 7
Op de zevende dag moesten we vroeg ons nest uit omdat we een ontmoeting hadden ingepland met reisleidster Sandra, een slanke en gebruinde blondine die nooit leek te zweten, net een stewardess. We boekten een boottocht, geen vakantie zonder boottocht, zeg ik altijd. Toen zij weer naar het volgende hotel was vertrokken, was ik moe. Waarvan, zul je zeggen, maar dat gaat je niets aan. "Het is vakantie", zei M, "als jij een dutje wil doen, doe jij een dutje." Maar eerst moest ik mijn slaapmasker zoeken. Om de een of andere reden ben ik elke dag wel iets kwijt in deze vakantie. "Gisteren had ik 'm nog", riep ik voor de zoveelste keer. Uiteindelijk vond ik 'm onder mijn bed. Een uurtje of wat later werd ik wakker van een telefoontje van mijn zoon.
De aanblik en vooral het geluid van het zwembad ontmoedigde me een beetje. "Zullen we eens kijken in het binnenbad", stelde ik voor. M was er al eens wezen loeren en vond het een goed plan. Er was niemand. Het bad was vrij ondiep en rijkelijk met chloor bewerkt. We zwommen plichtmatig een rondje, tot we een sprinkhaan van dik 5 cm op de rand zagen. "Niet veel aan, hè", logen we, en we stapten snel in de jacuzzi met de vibratie op standje overwerkte spieren. Buiten 35 graden en wij zaten in een gloeiendheet bubbelbad. Je moet er maar zin in hebben.
Code rood in Portugal, appte mijn broer. Code rood in Portugal, appte mijn buurvrouw. Alle ligbedjes die ook maar enigszins in de schaduw stonden waren bezet. Ook het water in het zwembad was lang zo koud niet meer als een week eerder. De damp sloeg inmiddels van de tegels, er was geen ontsnappen meer aan en de geluidsmachine draaide alweer overuren. "Never gonna give you up ...", zong Rick Astley ons toe.
Ik haalde mijn earplugs uit mijn tas. "Toedeloe", zei ik tegen M, en trok me terug in factor 50 en mijn boek, het geluid nog altijd aanwezig maar gedempt tot bescheidener decibellen.
"Er komt een band" schreeuwde M even later in mijn dicht geplamuurde oor.
En ja, er werd een deel van de zwembadbar vrijgemaakt voor een wat oudere DJ met mengpaneel en een saxofonist in Hawaïshirt. Hans Dulfer goes Portugal. De hardcore Engelsen, dichter bij de 70 dan de 60, hadden al een eerste (of waarschijnlijk een tweede) bodempje alcohol gelegd en de stemming zat er goed in. Toen de houseversie van 'It's raining men' zich aandiende stond een van de vrouwen, klein en kittig, met grijs krullend haar, te gillen van plezier op de barkruk. "Potje rummiekub?", vroeg M.
Om een uur of acht liepen we in het dorpje de steile trappen naar boven op, daarachter was de zee en een loopbrug die langs de kust slingerde. Na wat gehijg en gepuf ("Wacht op mij, M!") bereikten we eerder dan verwacht de kustlijn. "Wat prachtig", riepen we eensgezind. En, "Dat hadden we door luiheid en gemakzucht toch maar bijna gemist"! De beroemde rode rotsen van de Algarve strekten zich onder ons uit, de zakkende zon sloeg lange, scherpe schaduwen op de stoeptegels. We liepen nog verder omhoog. Beneden ons zagen we een jongen over een smalle richel naar een van de rotsformaties lopen. Half en half verwachtte ik dat hij een Instagramwaardige selfie zou schieten om gauw weer terug te keren, maar nee, hij legde zijn handdoek neer, ging zitten, en staarde wat naar de zee. Doodeng. "Daarom gaan mannen eerder dood", zei M.
We aten wederom bij een Portugees restaurant: Garden. En weer kwam er een fiks geluid uit de speakers dat een normaal gesprek nauwelijks mogelijk maakte. Gelukkig was de livemuziek erna (kennelijk tel je hier niet mee als je geen livemuziek hebt) dit keer van het betere soort, de zangeres klonk als een mix van Sade en Amy Winehouse en de gitarist speelde zelfs Fado, traditionele Portugese muziek. En het eten was goed. En niet eng.
In het hotel zaten we nog lang buiten, in de zoele avondlucht. Tot M in de wc een kakkerlak aantrof. Een barata, wist ze. En dat had ze liever niet geweten.
Dag 8
Na het ontbijt liepen we naar de mercado, het enige supermarktje in de directe omgeving en dat zie je aan de prijzen. Lekker aan de brie is er in ieder geval niet bij, want een stukje ordinaire Président is 7 euro. We kochten 2 blikjes ice-tea, een zakje broodjes en kaas. Even ervoor hadden we geld uit de muur getrokken bij een ATM, 50 euro voor 54,95, niet heel winstgevend dus, maar we hadden fooiengeld nodig. Portugal is een fooienland. Voor de knieperds onder ons - en dat zijn er best wat, want ook hierin hebben de Hollanders en Engelsen geen goeie naam -, de kosten van levensmiddelen zijn hier ongeveer net zo hoog als in Nederland (behalve de brie dus, die is 3x zo hoog), de lokale huizenprijs wordt opgedreven door de expats, uit eten en barbezoek is niet heel veel goedkoper dan bij ons, maar de salarissen van o.a. het personeel in horeca en schoonmaak ligt ongeveer op de helft van wat ze bij ons in Nederland in handen krijgen. Vooral het onzichtbare personeel, dus vergeet ze niet! Wij zijn hier nu een week, maar het hotelpersoneel start 's ochtends in de keuken al voor het ontbijt en schuift daarna door naar de zwembadbar om daar bij 35 graden de hele dag door te tappen en te frituren. Zo is daar de 'eitjesman', een grote, zwarte man met zijn lange rastaharen opgerold in een netje. Hij is er tot nu toe elke dag geweest. 's Morgens bakt hij eieren, na het ontbijt fish & chips. Zitten doet hij niet, tussen de bedrijven door haalt hij lege glazen en blikjes op bij de ligstoelen.
Ik leg elke dag een paar euro op mijn kussen voor de kamermeisjes, dat is fijner dan eenmalig bij je vertrek omdat ze niet altijd dezelfde diensten draaien, had ik ergens gelezen. Na een week vond ik een briefje op mijn bed: 'obrigada' stond er met sierlijke letters, en elke dag komt er sindsdien een obrigada bij. Niet om me op de borst te kloppen omdat ik belangeloos een paar euro per dag extra uitgeef naast al dat decadente gevreet en geslemp, maar om het als aandachtspunt naar voren te schuiven: behandel je medemens zoals je zelf behandeld wil worden (maar niet iedereen, sommigen verdienen pek en veren). En wie goed doet, goed ontmoet, zei mijn moeder zaliger al. Vooral M is favoriet. Ze is goedlachs, geduldig (thuis niet hoor), beleefd en behulpzaam. Op het hotelplein werd ze vandaag staande gehouden door een medewerkster van de hotelbar. Ik zat in de lounge de jokers van Rummikub weg te moffelen in mijn bh, toen ik ze zag lachen met elkaar. Ze vroeg waar we vandaan kwamen, vertelde ze even later. Ze konden haar niet plaatsen omdat ze zo "well mannered" was, had ze gezegd. Simpelweg omdat ze altijd haar gebruikte borden, asbak, bekers en bestek terugbracht naar de bar.
Na ons bezoek aan de winkel, liepen we naar boven, naar de boardwalk. De zon stond inmiddels op zijn hoogste punt, maar wij liepen, terwijl het zweet in straaltjes langs onze rug onze gympen in liep, erbij alsof we al jaren in de tropen woonden, compleet unbothered, zou dochter S zeggen. Wel kocht ik toch maar even een petje bij een vriendelijke Portugese vrouw. In het kader van het voorkomen van allerlei vreselijke ziektes. "Pas maar", gebaarde ze. "Bordeauxrood is leuk." Ik maakte een gebaar van bezweet voorhoofd, waarop zij naar achteren verdween en terugkwam met een keukenrol. Ik draag uiteraard nooit bordeaux (of paars of lila of oranje) maar kocht een beige petje. De 'beige mensen', noemt M saaie (lees: well mannered) mensen zoals S en ik.
Vakantie is natuurlijk niet altijd vreugd en zonneschijn. Dat zou het wel moeten zijn, vooral met de huidige prijzen, maar helaas, het leven is geen meterslange arretjescake, maar soms gewoon een zure bom. Ik had het bij vlagen niet makkelijk vanwege een situatie thuis en kon me daarvan maar moeilijk losmaken. Het leek wel alsof alle opgekropte spanning in mijn rug was gaan zitten (al zal het constante liggen op stramme ligbedjes er ook wel iets mee te maken hebben), ik leek wel 80. Vanmiddag kwam M met de mededeling dat ze voor de volgende dag een massage voor me had geboekt. Bij Lara.
"Bij Leroy?", vroeg ik verheugd.
"Nee, mama, bij LARA!"
Dag 9
Om 10 uur lag ik op de massagetafel van Lara, een wat stevige, blonde vrouw op leeftijd die half Brits, half Portugees was, maar dat laatste was niet aan haar af te zien. We hadden direct een klik. Ik maakte een pikante grap over de gehoopte Leroy, waarop zij in lachen uitbarstte, en zij vertelde op smeuïge wijze over haar enige ervaring met Holland, toen ze 20 was, ze was nu 57. Terwijl zij in haar sappige Cockney verhaalde over haar jeugd in Londen, haar moeder die naakt in een kooi in de Folies Bergère had gedanst, haar vader die als choreograaf werkte maar al op zijn 40e was gestorven en de witte fiets die ze vorig jaar zo graag wilde hebben, maar waarop ze maar één keer had gefietst, lag ik met mijn hoofd in het welbekende gat te lachen. Af en toe beaamde ik iets of vroeg door over wat anders en meer had ze niet nodig. In de 57 minuten en 45 seconden (ze had een timer geplaatst zodat ze de tijd kon verdelen over al mijn roodverbrande lichaamsdelen) die ik op de bank lag ontstond een aardig beeld van deze chaotische, impulsieve en goedlachse vrouw. Geen partner (maar ze kon het goed vinden met haar Portugese ex), geen kinderen (had ze wel graag gewild, maar ze paste veel op haar neefje), haar zusjes (die hun kindsdeel van haar vaders erfenis aan haar hadden afgestaan omdat zij er zelf zoveel beter bij zaten), haar bijbaantje (ze schminkte kindersmoeltjes op feestjes), enz. Ook vertelde ze over Portugal. Zo aardig als ik ze had ervaren waren ze echt niet altijd, "love". Aan het einde van het seizoen, als de vakantie van de Spanjaarden, Fransen en de Portugezen zelf in augustus achter de rug was, als de moeheid toesloeg, werden ze een stuk minder toeschietelijk. Over de armoe zei ze: de meiden van de housekeeping krijgen minder betaald dan het keukenpersoneel omdat ze de fooien incalculeren. Het gemiddelde salaris van lager opgeleid personeel is 750 euro per maand. In de winter, zei ze, gaat dit hotel dicht, dan pakken ze andere klussen aan, als dat lukt tenminste. Portugal is redelijk goedkoop om te leven maar niet aan de kust. Het is moeilijk om hier je hoofd boven water te houden en het verschil in inkomen tussen de hoog- en lager opgeleiden is groot.
Na een uur was ik van top tot teen glibberglad van de lavendelolie, ik geurde als een souvenirwinkel in de Provence. "It was very nice meeting you, hope I didn't talk too much", zei ze. "Loved your stories", antwoordde ik. En dat was zo.
"Hoe was het", vroeg M, "heb je lekker kunnen ontspannen?"
"Het was heerlijk", zei ik. "Bedankt voor dit prachtige cadeau."
Die avond aten we voor het laatst in het oude centrum van Carvoeiro, ook wel het Santorini van Portugal genoemd, zouden we de volgende dag van onze gids leren. Maar daarover later meer.
Dag 10
De laatste dag. De boottocht die we voor woensdag hadden gepland was verzet naar vandaag, dus we hadden nog een toeristisch uitje voor de boeg, en dat was fijn, want meestal breng je zo'n laatste dag een beetje lamlendig in afwachting van de terugtocht door. Minder fijn was het dat we om 7 uur op moesten staan, met de koffers gepakt en al, en het laatste luxe ontbijt moesten missen.
Om 8 uur werden we opgehaald door een aardige, oudere Portugees (hoe komt het toch dat mannen in de mediterranée veel mooier oud worden dan hier? Of val ik gewoon op klein en harig?). Na een half uurtje rijden door het échte Portugal (druk, rommelig, arm en veel zwarter dan aan de kust, if you catch my drift) bereikten we de haven van Portimăo. In Portimăo wonen veel vissers, maar ook opvallend veel ooievaars. Overal waar je kijkt zie je de hoog gebouwde nesten met zijn bewoners en hoor je hun klepperende geluid. Op lantaarnpalen, schoorstenen, torens, takelwagens, het is een feest om te zien.
De zon liet zich vandaag niet zien, maar dat maakte het een perfecte dag om op het water te vertoeven. We hadden een grottentour in een klein bootje geboekt en deelden dit met drie Duitsers en een Brabants echtpaar uit Breda. Voor we vertrokken kregen we allemaal een reddingsvest om. Ik kan toch zwemmen, zei M nog, maar ze zou al gauw ontdekken dat dit geen overbodige luxe was, de Atlantische Oceaan is grillig en sterk. Maar wel prachtig turquoise van kleur! Wij zaten op het bankje aan de achtersteven (dit heeft vast een zeewaardiger naam, maar ik ben niet zo thuis in de maritieme wereld) en de golven spatten hoog tegen onze rug, de rest van de lag er over onze huid een dun laagje zout. Gedurende 3 uur werden we langs en door de grotten van de Algarve geleid. Donkere, kille en unheimische spelonken met namen als De Catacombe, Phantom, Mermaid en de Cathedraal. Onze kapitein vertelde er soms lugubere legendes bij en wees ons op grappig gevormde rotsen die bijnamen hadden gekregen als het varkentje en kleine olifant, weer een ander had een duidelijk mannenprofiel (zie foto's). Tientallen grotten en in allemaal bekroop me het besef van onze nietigheid, maar ook onze arrogantie, want wat in miljoenen jaren is ontstaan wordt nu door de mensheid bedreigd. Aangelegde houten bruggetjes, laddertjes, uitgegraven paadjes en ja, ook die constante stroom van bootjes vol toeristen die ach en aah roepen, het zorgt voor vallend gesteente en een versneld en onnatuurlijk proces van schade en afbrokkeling. Dat gezegd hebbende, de Portugezen gaan toch redelijk voorzichtig om met dit magnifieke stukje aarde. Geen hoogbouw en ondanks alles een beperkte exploitatie van dit natuurgeweld. De kliffen van krijt- en zandsteen, in gele, oranje en rode kleuren (dit is afhankelijk van de hoeveel ijzer in het gesteente), worden daarom ook nog steeds massaal bewoond door meeuwen, duiven en zwaluwen, maar ook door roofvogels zoals de havik.
Over vogels gesproken: een van de eerste dagen landde er een meeuw bij het zwembad en begon te drinken. We noemden hem Karel. Hij kwam elke dag, meestal wat later in de middag als het wat rustiger werd. En als we 's avonds terugkwamen van ons wilde uitgaansleven (voor-, hoofd- en nagerecht bij de lokale pizzeria), dan zat hij op ons te wachten, meestal op de dakrand van het hotel, in de hoop dat we wat etensresten bij ons hadden. Jammer voor Karel, want wij zijn geen Amerikanen, maar we stopten altijd wel voor een praatje. Karel volgde ons overal. Als we over de boardwalk langs de rotskust wandelden of door de warme stoffige straatjes, de vele trappetjes op en weer afliepen, daar was hij. Hé, Karel, riepen we dan. Ach, het was Karel natuurlijk niet zelf, al die keren. Want eerlijk gezegd, en ik weet niet of ik dit hardop mag zeggen, al die meeuwen lijken nogal op elkaar. Maar het had hem kúnnen zijn, dat zeker.
En zo zagen we Karel vandaag in zijn natuurlijke habitat, met familie en vrienden. Ze scheerden door de lucht, rakelings langs ons bootje, schreeuwend, fluitend, lachend bijna. De oudere vogels intussen zaten hoog op de rotsen, in een kringgesprek leek wel, en keken waakzaam toe hoe wij, de mensen, hun vrijheid probeerden te evenaren.
Die middag brachten we door op de bank van de hotellounge, half zittend, half liggend, een beetje suffend, lezend, scrollend. Om 10 voor 6 kwam ons transferbusje de parkeerplaats oprijden. Een zwaai, een groet, nog een laatste tocht door Portugal naar het vliegveld van Faro, en het zat er weer op.
Voetnoot: het was een onrustige vlucht. Met veel heen en weer geloop, onduidelijke verhalen over de intercom en een wat ruwe landing. Maar de copiloot was gepromoveerd tot gezagvoerder, klonk de boodschap. Of we hem bij het verlaten van het toestel even wilden feliciteren, vroeg de steward. Het was overduidelijk om wie het ging. Daar stond hij, de verse gezagvoerder, met een feestslinger om zijn nek, en met een blij en wat gegeneerd hoofd. Iedereen schudde zijn hand, behalve natuurlijk het fatterige kereltje dat zoveel stennis had gemaakt bij het boarden. Hij had priority boarding, zei hij, dus hij mocht eerst. Zijn bodywarmer zat veel te strak, net als zijn foute broek van een ongetwijfeld duur merk. Zijn jongere vriendin stond er zwijgend naast, haar YSL-tasje tegen zich aangedrukt. Ze geloofde nog in hem, dat kon je zien, maar wij wilden haar graag toeroepen: rún, baby rún. Maar zoiets doe je niet, hè. Best jammer eigenlijk.
Dag 11, conclusie
Portugal, wat zal ik zeggen. De mensen zijn vriendelijk. Veel aardiger dan de Spanjaarden in Mallorca, dat is zeker, maar dat kan aan het seizoen liggen: in het voorseizoen zijn ze nog vol goede moed, in september moe en geïrriteerd, althans, zo kan ik het me voorstellen. De kust van de Algarve is natuurlijk schitterend, vooral Algarve-West, het stuk tussen zeg maar Carvoeiro en Sagres (oftewel het einde van de wereld), die grillige, woeste rotspartijen, die turquoise zee, prachtig. Het binnenland is - zoals overal in relatief arme, te warme en te droge gebieden - gelig, dor en stoffig. Het eten is er over het algemeen goed, al is er weinig keus voor vegetariërs en kunnen de vegans het wel helemaal vergeten. Maar of ik het nog een keer doe? In ieder geval niet naar de Algarve. De toeristische drukte had ik verwacht, ook de eeuwige stroom in alle tinten van de regenboog verschroeide en getatoeëerde Britten, maar waar ik niet op had gerekend was de constante aanwezigheid van luide muziek. Er was overal en altijd muziek en overal en altijd te hard. En dan ben ik notabene slechthorend. Misschien ga ik ooit nog eens naar (de omgeving van) Porto of Lissabon, maar mijn verbrande rug en overprikkeld brein zeggen nu: volgend jaar ga ik naar Cornwall, om eindelijk in die vermeende voetsporen van King Arthur te treden. (Maar ik durf niet links te rijden. Wie gaat er mee?)
*Tips: neem earplugs mee, goeie. En fooiengeld (ik werd aangehouden op Schiphol omdat ze wilden weten wat al die ronde dingen op de X-ray waren. Geld, my dear, ouderwetse knaken!). Rummikub is geen must, maar wel gezellig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten