zondag 8 oktober 2023

Het limbisch brein

Als ik beneden kom is hij er ook, de ex. Hij draagt het witte Hilfiger jack dat ik hem ooit gaf en ijsbeert door de kamer, zoals altijd. "Artistiek hier", zegt hij en maakt een vaag gebaar in de ruimte. "En dat is veel waard", hij wijst naar een Jugendstil vaas in mijn boekenkast. "Zie je, ik heb echt wel opgelet", zegt hij met een schuine blik naar mij. Als hij mijn proteïnepoeder in de keuken ziet, start hij een verhaal over dik bloed, dat veel mensen dit hebben en dat dit een aankondiging is van een herseninfarct, en nog iets met vet, suiker en zout. "Zo eenvoudig om iedereen hierop te testen." Ik kijk hem begrijpend aan, laat hem zijn verhaal vertellen, knik welwillend, en verbaas me intussen over het feit dat ik hem vroeger zo alleswetend intelligent vond. "Allemaal onzin", zegt hij over het eiwitpoeder. "Niet als je zwaar traint, weinig eet en vegetariër bent", zeg ik toch nog even, want welwillend tot een bepaald niveau.

Die week had ik mezelf eens meedogenloos langs de meetlat gelegd. Waarom ik naarmate de jaren na de scheiding vorderden steeds vaker zijn vroegere gedrag ging vergoelijken, alsof ik hiermee alvast een vrijbrief wilde opstellen voor zijn terugkeer. Hoezo terugkeer? Wie had het over terugkeren? Niemand wilde weer terug naar de situatie zoals hij was. Hij niet, maar ik ook niet. Na 9 jaar waren mijn wonden geheeld en was de gedachte aan vroeger nog slechts een echo van een duister verleden, als een akelige droom die een schaduw over de nieuwe dag legt. Waarom dan toch zat dit niet in mijn systeem, waar kwamen toch die ongewilde en onlogische gedachten vandaan? Plots bedacht ik me waarom dit zo was, in een van die heldere momenten diep in de nacht, als je naar het plafond staart en je afvraagt waar het fout ging. Ik was er onbewust, ergens diep in mijn limbische brein van overtuigd dat de reden dat we uit elkaar waren een misverstand was. Dat als we het simpelweg uitspraken, we gewoon verder zouden gaan, met elkaar. Ik hoefde hem alleen maar te vergeven, ik hoefde hem alleen maar terug te wíllen. Na 30 jaar samen ben je deel van elkaar geworden, of je dit nu wil of niet, en daarom was hij nog steeds mijn man en ik zijn vrouw. Zoals hij nog steeds denkt mij te kunnen sturen en corrigeren, als was ik van hem. En ik hem nog steeds bel als er iets vreselijk fout gaat met de kinderen. De nieuwe liefde was een dwaling, een pleister op de wonde of liever gezegd een drukverband om gedachten en gevoelens uit het verleden te verdringen, ze was niet meer dan een substituut voor zijn echte vrouw, ik dus.

Als ik naar de keuken loop, zie ik hem buiten een sigaret roken, de kop koffie die ik hem gaf staat naast hem op de gft-bak. Nerveus zuigt hij de rook naar binnen, met zijn andere hand houdt hij zijn telefoon tegen zijn oor. Hij belt met haar, ik zie het aan zijn mimiek. Als hij heeft opgehangen, drinkt hij gehaast zijn koffie op, zet het kopje weer neer, en loopt zonder om te kijken de oprit af.

Ineens zie ik weer zijn gezicht voor me toen ik op weg naar de advocaat begon te huilen. "Wat is er nou?", had hij zichtbaar geërgerd gevraagd.

Sja, wat was er nou. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten