zondag 8 oktober 2023

Birds

Het begon met twee Turkse Tortels, een duivenstelletje van wie er één duidelijk de baas was, inmiddels wachten ze me elke ochtend op tot ik kom met de zak voer om het huisje bij te vullen. Nu zie ik in de gauwigheid een Vlaamse gaai, koolmeesjes, een roodborstje en een paar huismussen rond het huisje scharrelen, ze pikken alle zaadjes uit het gras die de duiven in hun gretigheid morsen. Wil ik dit wel, denk ik even als er op de schutting nog een paar duiven landen.

Ik hou van vogels. Ik hou ook van katten. En die twee liefdes zijn maar moeilijk te rijmen, ik ben lid van de Vogelbescherming maar mijn kat mag gewoon naar buiten. Discussies hierover ga ik uit de weg en ik ga zeker mijn kat niet binnenhouden voor die ene dooie vogel die ik in al die jaren op mijn deurmat vond of die overgevoelige buurtgenoten die me op social media telkens weer wijzen op mijn wrede egoïsme. Ook ik schrok ervan, van dat mooie, puntgave roodborstje op de stoep, het maakte me verdrietig, maar ik werd niet boos op mijn kat. Als zestiger, door het leven redelijk vaak geslagen, in een wereld vol honger, oorlog, moord en doodslag, vind ik de dood van een vogel door de tanden van een kat vele malen natuurlijker dan wat de mens elkaar aandoet. Zachtaardig gaat het er niet aan toe, maar dat geldt voor alle roofdieren. Ooit een havik een konijn zien liquideren? Ik raad het je af, met klem. De dood in de dierenwereld is wreed en pijnlijk. Geen narcose, roesje of morfine, geen hospice, geen rouwverwerking.

In de wijk waar mijn oudste dochter onlangs naartoe is verhuisd heerst een duivenplaag. Onnadenkende vogelliefhebbers gooien aanhoudend brood van hun balkon naar beneden, waardoor weer anderen de vogels van hun balkon proberen te weren met nepkraaien en wapperende bladen aluminiumfolie. Het heeft weinig zin, uit een van de zolderkamers aan de overkant ontbreekt een raam, zodat het nu een duivenkolonie is geworden, ze vliegen in en uit, het dak ligt vol duivenschijt. 'Ratten zijn het, vliegende ratten', zegt mijn jongste broer, hij haat het gekoer elke ochtend op zijn dak. Geen vogelhuisje voor hem, geen zaadjes, geen pitjes, geen brood. Mijn vader had het immers ook zo leuk geleken: handtamme eekhoorns in de tuin van zijn bosbungalow. Maar na een paar keer voeren kreeg hij spijt, ze rukten in rijen van drie op door de openslaande tuindeuren de woonkamer in. Bosratten. En wat een ijzeren geheugen, het bleek een stuk minder eenvoudig om het ze ook weer af te leren.

Intussen is het bacchanaal in mijn tuin weer tot een einde gekomen, de zaadjes zijn bijna op, de rust is weergekeerd en alle vogels zijn gevlogen. Allemaal, op één na, een jonge mus. De hele tijd zat hij verlegen en afwachtend op de schutting, nu is het zijn tijd. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten