vrijdag 26 mei 2023

The Boss, verslag van een concert

Toen ik 45 werd, kreeg ik van P twee tickets voor een concert van David Bowie in de Johan Cruijff ArenA. Als verrassing had hij alvast geregeld welke vriendin mij zou vergezellen, een vrouw met wie ik regelmatig een avondje flink doorzakte en lange gesprekken voerde, maar met wie het slecht feesten was. Waarom hij dit had gedaan, ik weet het niet, misschien wilden mijn andere vriendinnen niet, hoe dan ook, het was al geregeld, dus die avond stond ik op het veld van de arena met een ongezellige plank, die niet één nummer van Bowie kende. Het werd geen avond voor de archieven, niet in het minst omdat ik Bowie stijf, ouwelijk en te routineus vond, al was dat achteraf wel begrijpelijk omdat hij daags erna een hartaanval zou krijgen.

Gisteravond betrad ik dezelfde arena, nu voor een andere grootheid: Bruce Springsteen. Weer waren de kaarten mij cadeau gedaan en weer zat er een verplichting van gezelschap aan vast, maar dit keer was het mijn jongste dochter en ik ben zo'n moeder die graag met haar kinderen op pad gaat. Bovendien kon ze mij ondersteunen, want we zaten in het schier onbereikbare en minutenlang onvindbare Vak K en moesten maar liefst 8 betonnen Feyenoordsupportersbestendige trappen omhoog, geen roltrap, geen lift, en halverwege moest ik stoppen om weer een normale hartslag te krijgen. Eenmaal in de ring moesten we nog een paar steile trapjes omhoog en als Orpheus in de onderwereld moest ik mezelf dwingen niet achterom te kijken. Om half zes zaten we er. Op de wiebelende rode stoeltjes. 
"Ik beweeg de komende uren niet meer", zei ik. "Ik zal beslist te pletter slaan."
"Is er ooit iemand naar beneden gestort", vroeg S. 
"Vast wel, tijdens Ajax-AZ, ik noem maar iets, na het zoveelste biertje". 
"Als het straks vol zit, heb je er geen last meer van". 
En dat was zo, de mensen voor me zouden zeker mijn val breken, maar toen had ik andere zorgen aan mijn hoofd en hoopte ik slechts dat de beveiliging alle wapens en bomgordels had weten te onderscheppen. Er waren immers geen metaaldetectiepoorten geweest en wij hadden ook vanalles langs de controle gekregen in onze bh's.

Twee uur lang bestudeerden we het aanwassen van de mierenkolonie in vak J, de staanplaatsen op het veld. Vooral in de 'golden circle' was het een drukte van belang. De stemming zat er daar al goed in, want toen er een man het podium nog even kwam stofzuigen, werd hij met een enorm gejuich ontvangen, en toen hij na een kwartier weer vertrok, nam hij met een korte zwaai afscheid van wat zijn 15 minutes of fame zouden zijn. Om kwart voor 8 was de arena stampvol. Ik had nooit eerder zoveel mensen bij elkaar gezien, zelfs niet toen ik Tina Turner zag in het Goffertpark in 1987. De schatting was 70.000 en ik geloofde het direct, het was beslist geen plek voor mensen met allerhande fobieën, smetvrees, of hoogsensitieve en andere prikkelbare aandoeningen. Ik hou ook niet zo van mensenmassa's, maar toen de eerste leden van de befaamde E Street Band het podium opliepen, was ik dat alles meteen vergeten. Het ging beginnen!

Ik was al 25 toen ik voor het eerst echt fan werd van Bruce Springsteen. Ik hoorde het nummer Point Blank en kon er pas weer naar luisteren zónder te huilen toen ik een jaar of 50 was en bitterheid de plaats in had genomen van kwetsbaarheid. Rocknummers als Born in the USA spraken me minder aan, ik viel voor de ballads met de melancholieke teksten die Springsteen zo kenmerken: verhalen over de armoede van het arbeidsmilieu, de klappen van het leven, de teleurstellingen in de liefde en nu, op zijn 73e, de dood. En dat met die typische sound van rock en folk, van mondharmonica, orgel, piano, sax en viool, en met die rauwe stem. Ik bleef door de jaren heen altijd een beetje verliefd op hem en zag hem veranderen van een sexy jonge hond in de rancheigenaar met de gepijnigde blik die hij nu is. En nooit werd hij gewoon oud en lelijk, zoals wij mindere goden.

Toen hij opkwam werd ik overvallen door een puberale golf van opwinding. Ik sloeg mijn handen voor mijn mond en S keek even verbaasd opzij, ze dacht dat ik huilde. Daar stond hij. Een piepklein poppetje op een podium ver beneden mij. Gelukkig was daar het grote scherm en het voortdenderende geluid uit de torenhoge geluidswal, het kwam niet alleen via je oren binnen maar drong direct je poriën in om daar met je hart aan de haal te gaan. Het was de start van een schreeuwend, bonkend, gierend en opzwepend concert dat 3 uur zou duren, zonder pauze. Ik kan er vanalles over vertellen, de stem die nog even moest opwarmen, de missers als Nightshift, en hoeveel la, la, la's met Steve Van Zandt kan iemand hebben (heel veel), maar waar het om gaat is dit: Bruce Springsteen is een muzikant van een soort dat bijna is uitgestorven, met een drive en een charisma waarmee hij zelfs de stijfste plank kan buigen, Bruce is the Boss.

We sliepen weinig vannacht, de jongste en ik. De opwinding, het geluid en de terugreis samen met 70.000 anderen hadden een flinke impact op onze gemoedsrust gehad. Ik ga de volgende keer gewoon weer naar een vioolconcert waar bier in de zaal verboden is en de 2000 bezoekers zich na afloop beschaafd naar de uitgang bewegen. Toch heb ik me gisteravond voorgenomen om me minder te laten tegenhouden door mijn leeftijd en mijn kwalen. Groots en meeslepend leven, het is iets van de jeugd, helaas, maar Bruce liet gisteren zien dat oud nog niet dood is.

Sterker nog:

"For death is not the end
And I'll see you in my dreams
I'll see you in my dreams
When all our summers have come to an end
I'll see you in my dreams
We'll meet and live and laugh again
I'll see you in my dreams
Yeah, up around the river bend
For death is not the end
And I'll see you in my dreams"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten