vrijdag 31 december 2021

Verse sneeuw

Het is de laatste dag van het jaar en ik wou dat het sneeuwde. Dat er een dik pak sneeuw lag, knisperend verse, verblindend witte sneeuw. En dat ik de moed zou hebben om in mijn winterjas, mijn hoofd en hals in een warme, wollen shawl gewikkeld en mijn handen in de dure, maar oude zachtleren handschoenen naar buiten te gaan om te zien hoe de hongerige eenden driehoekige flapvoetjes hebben gezet in het maagdelijke veld naast het water, hoe de struiken zwaar naar beneden hangen, druipend van het smeltende ijs, en hoe er in de hele vroege ochtenduren door de buurthonden fluorescerende gele draadjes zijn gepiest op het beijzelde fietspad. Later op de dag zie ik de vaders naar buiten komen, een houten slee voorttrekkend met 1 of 2 jonge kinderen, gierend van plezier. Harder, pap! Harder!

Het sneeuwt niet. Het is een doorsnee vrijdag. Zonder de geur van bisschopswijn en afgestoken rotjes, zonder de spanning van wat komen gaat, zonder de mooie strakke jurk van kant, de pumps, een vleugje Yves Saint Laurent. Ach, neem het me niet kwalijk, maar dit is zo'n dag dat mijn gedachten verdwalen in vroegere jaren. Geluk was ook voor mij niet altijd vanzelfsprekend en ik moet moeite doen om een paar momenten naar boven te halen. Flarden van de rode jurk die zo spannend was, dat hij mijn hand de hele avond vasthield om vooral de mannelijke theaterbezoekers te laten zien dat ik bij hem hoorde, de beauty and the beast, zei hij. In de zomer achterop de motor, in de headset voor hem zingend uit West Side Story. Het nachtenlange dansen in onze club, dicht tegen elkaar, zwerend dat we elkaar nooit zouden laten gaan. Het verfrommelde pasgeboren kindje dat me met 1 oog nieuwsgierig aankeek. Mijn neus in de geurende krullen, samen op de fiets, de nachtelijke voedingen terwijl de rest van de wereld sliep. De geur van zon op mijn huid toen we met de ramen wijd open langs de zonnebloemvelden van Zuid-Frankrijk reden, de kinderen soezend op de achterbank, La Bohème van Aznavour op de radio. Het zijn maar een paar momenten en in niet één van die momenten gaat het over carrière of geld. Niemand op zijn sterfbed ziet in zijn laatste uren zijn carrière voorbij komen, we weten het allemaal, en toch ligt daar de focus van ons leven, tegen beter weten in. We willen iets bereiken, we willen iets betekenen, iemand zijn.

Jaren geleden vertelde ik tegen een bevriend arts dat ik maar een waardeloos leven leidde. Ik was moeder, meer niet. 'Hoezo, waardeloos', zei hij, 'iedereen herinnert zich zijn moeder, niemand zijn dokter. Als je een goede, lieve moeder bent en je levert een paar fijne mensen af, dan heb je veel bereikt.' Ik vond het wat neerbuigend klinken toen. Ja, ja, leuk, dacht ik, maar jij gaat straks met je mooie, leuke gezin naar je mooie, dure huis, en morgenochtend naar je prestigieuze baan, met mensen die je naar de ogen kijken. Tot ik een paar weken terug in een workshop over kindermishandeling een meisje hoorde vertellen dat ze zich vooral die ene buurvrouw herinnerde die haar af en toe warme chocolademelk gaf, en niet het bataljon aan hulpverleners. Dat zette me aan het denken. Artsen zijn belangrijk. Ze redden levens. Maar kleine gebaren zijn ook belangrijk. Vaste gezichten. Momenten van licht in een duistere wereld. Mensen die in je geloven en er simpelweg voor je zijn, meer niet.

Gisteravond werd er gebeld. Het was half 10 en ik vroeg me af wie dat kon zijn, zo laat nog. Voor de deur stond een jongen van een jaar of 24. Een moedige baard, een beetje te dik, mensenschuw. Nog voor hij zijn ingestudeerde nieuwjaarswens kon stamelen, riep ik: 'Ach, mijn trouwe Volkskrantbezorger! Nou zie ik je ook eens. Wacht!' Ik rende naar binnen om mijn portemonnee te pakken. 'Je hebt nooit één krant gemist', zei ik. 'In al die jaren niet'. Ik reikte hem een briefje van 10 aan. Ik had 'm natuurlijk wel vaker gezien, op mijn bewakingscamera. Met zijn fiets, zijn zadeltassen, en zijn wat trage, gebogen en wereldvreemde tred. Hij voelde zich een beetje overdonderd, ik zag het aan zijn gezicht. Dit was niet het gebruikelijke scenario, ik sprak luid en veel en lang. Het briefje hield hij besluiteloos tussen zijn vingers geklemd. 'Jij ook een hele fijne jaarwisseling', zei ik.

Binnen, terug op mijn vaste plekje in de bank voelde ik me nog lange tijd goed. Waarom wist ik niet precies. Maar volgend jaar zou ik alles heel anders doen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten