zondag 26 december 2021

Mentale crash. Of, ode aan het kerstpakket

Het zijn magere dagen. Dat is niet wat de weegschaal zegt, maar het leven denkt er anders over. Eerst was er de hernieuwde lockdown en werd het prille contact met het oude leven weer teruggedraaid, dag collega’s, dag vrienden, tot volgend jaar. Toen was daar plotseling de coronabesmetting van dochter M, waardoor we noodgedwongen ons familiefeest moesten uitstellen naar een latere datum. Dat was nog helemaal niet zo erg, want ‘what’s in a name’ en de maandag voldoet ook. Maar toen was daar het kerstpakket. 

Ik ben een meegaande, gehoorzame burger die goede manieren hoog in het vaandel heeft en gelooft in de wetenschap dat mensen die ergens in geschoold zijn daar meer verstand van hebben dan zij die dit niet zijn. Al twee jaar lang waai ik met alle winden mee. Ik voeg me naar quarantaines, mondkapjesplicht, verplicht testen, QR-codes en liet me zonder bezwaar zelfs het meest verontrustende vaccin, AstraZeneca, in mijn arm spuiten. Ook wacht ik altijd even tot diegene voor me bij het rode stoplicht zelf in de gaten krijgt dat het op groen is gesprongen en laat ik mensen met maar een paar boodschapjes voorgaan, want ook voor corona was ik al beleefd en prettig in de omgang. De laatste maanden neemt de spanning in de maatschappij toe. Men laat goede manieren varen en de verschillen worden steeds verder uitvergroot. Ik bleef beleefd, ik bleef de nuance opzoeken, al werd dat steeds moeilijker, ook voor mezelf. Mijn frustraties kwamen af en toe aan het licht in mijn blogs, maar daarbuiten bleef het ja en amen, meer niet. Maar toen was daar het kerstpakket. 

De vrijdag voor Kerstmis ging ik het ophalen. Ik kreeg een iel, bruin zakje aangereikt. In de auto keek ik wat erin zat. Een stukje chocola, dat was fijn, want ik had nog niet ontbeten, vanwege die weegschaal. Een paar kortingsbonnen, o.a. voor een kledingwinkel die dicht was, en geldig tot en met oudejaarsdag, hoera. Een stuk gesuikerde koek, ook fijn, want alleen chocola als ontbijt zet geen zoden aan de dijk. Maar als klap op de vuurpijl (die niet meer mogen): een envelop met bonnen voor het plaatselijke winkelcentrum, want lokaal winkelen is een must nu zoveel kleine ondernemers kapseizen. Ons dorp telt 10 kappers, 7 supermarkten, 6 drogisterijen en een paar dure kledingzaken die niet verder gaan dan maat 42. Tel uit je winst. 

Ik dacht aan het krantenbericht dat ik eerder die week las: “Werkgevers pakken extra uit met het kerstpakket dit jaar!” en keek nog eens diep in het papieren zakje. Ik wist niet of dit kerstpakket geboren was uit idealisme om het MKB te ondersteunen of uit krapte (die bonnen liggen in de gemeentelijke opslag en iedereen weet dat het geld voor de zorg bij Rutte in de opslag ligt) of uit tijdgebrek, maar in ieder geval niet om ons eens extra te verwennen na onze driedubbele inzet gedurende de pandemie. 

“Een bon is leuk, want dan kun je zelf iets uitkiezen”, is het motto. Maar na enige navraag blijkt dat bijna niemand het daarmee eens is. Ik kan echt wel jaarlijks 50 euro uittrekken om een feestelijke blouse in de plaatselijke M&S te kopen, of beter, gewoon in de stad of online in een niet-lokale winkel die heeft wat ik wil in een maat die ik nodig heb. Het kerstpakket moet een doos zijn met onzinnige, luxeproducten die je normaal niet koopt. Duitse borrelworstjes bijvoorbeeld, compote uit blik, soepstengels, Ceylon thee, biologische wijn, hete mosterd uit Dijon, kersen in gelei, rumbonen, Fair trade koffiepads, een triple sec biertje en allerlei kerstkransjes, van droog en kruimelig tot vies gevuld. Van die dingen waarvan je denkt, als je een jaar later op een hongerige maandagavond door je kast struint: ‘is dit nog te eten?’. Het kerstpakket moet een blije doos zijn, luxe voor de feestdagen - als de kalkoen die Scrooge bij zijn zieke neefje liet bezorgen -, en voor het hele gezin. ‘Oh, mag ik die?’, riepen mijn kinderen dan en pikten direct de lekkerste dingen uit de doos. Dan gaf je de lege doos aan de kat en zette je de wijn naast de andere flessen op tafel, in afwachting van het kerstdiner. Liefde en waardering in een doos met houtkrullen. 

Dit was geen blije doos. Het was een triest tasje dat de eenzaamheid van 2 jaar pandemie perfect weergaf, kaal, onpersoonlijk, kil. Het stond in harmonie naast al die andere cadeaus die we het afgelopen jaar ook hadden gekregen: een caseload groot genoeg voor 2 werknemers, steeds weer nieuwe gezichten op de online werkvloer, noodtelefoontjes van cliënten op je vrije dagen, weer nieuwe beleidsregels, nog meer bezuinigingen, en als kers op de taart online scheldpartijen van dorpsbewoners die vonden dat je 24/7 beschikbaar moest zijn. Het was een schril contrast met alles wat we niet kregen. Geen bonus, omdat onze zorg vooral verbaal is en niet fysiek, geen thuiswerkvergoeding, geen teamuitje, geen scholing, geen persoonlijk contact. 

Ik wil niet klagen, ik mag niet klagen. Dat zeg ik al 2 jaar tegen mezelf. Op het journaal zie ik bootjes met vluchtelingen drijven, vulkaanuitbarstingen, tsunami’s, faillissementen, werkeloosheid, eenzaamheid, huiselijk geweld, dood. Count your blessings, zeg ik telkens weer, en ik realiseer me elke dag hoe goed ik het heb en natuurlijk ook hoe goedbedoeld en hoe irrelevant deze kerstattentie feitelijk is. Ik blijf de nuance opzoeken, ook in het coronadebat. De wens om je niet te laten vaccineren, het verzet tegen de QR-code, ik kan erin meegaan, ik begrijp het en ik verdedig het. Tot het me vrijdag ineens te veel werd en het kerstpakket de metafoor werd voor mijn mentale inzinking. Mijn medeburgers die in de supermarkt hun overvolle kar tegen mijn kont aanduwden, hun mondkapje onder de kin, in een sneue vuist tegen de overheid, de skitripjes naar Oostenrijk, nog gauw even voordat de nieuwe quarantaineregel ingaat, de man met de hond die mijn dochters bezoek had aangesproken over het feestje, de keren dat ik als schaap werd uitgescholden als ik voorzichtig en zo genuanceerd mogelijk mijn kant van de waarheid wilde vertellen, de pomp met handgel die niet wilde werken, het bumperkleven, van die mensen die altijd alleen maar over zichzelf praten, de tactloze reacties als je dochter positief blijkt ('oh, ze heeft astma toch, als dat maar goed gaat'), die verschrikkelijke tv-programma’s die alleen maar het  verval van de mensheid lieten zien, de gebleekte tanden, de strakgetrokken en volgepompte smoelen, alweer Chantal Janzen, de domheid, de agressie, de .. de .. 

Als ik thuiskom vraagt S wat er in het tasje zit. ‘Woede’, zeg ik. ‘Ik ben ineens zo boos’. En ik leg de bonnen in de kast bij die van vorig jaar. 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten