In Huize R volgden we jarenlang de GP-motorraces. Formule 1 was nog niet in beeld. Formule 1 was voor rijke jochies. Formule 1 was saai. Rondjes rijden, dat was het, meer niet. Tot Lewis in beeld kwam. Want Lewis was geen rijk jochie en, nog belangrijker, hij was zwart. Van Kleur, zeggen we nu, want hij is mixed, met een vader uit de West Indies en een Engelse moeder. Het verhaal over Hamilton is bekend. Hij werd de beste in zijn vak, werd wereldberoemd, en gebruikte die roem vaak om zijn idealistische denkbeelden kracht bij te zetten. Hij is daarnaast een toonbeeld van beschaving, rust en beheersing. Sir Lewis. Maar vooral, hij won alles, en dat was leuk. Na mijn scheiding van de heer R nam S de rol over van F1 fan. Het was Lewis voor en Hamilton na. En na een tijdje raakte ik ook weer besmet met het snelheidsvirus.
Toen kwam Max. Een rot jochie, zeiden wij. Geen enkele beheersing, altijd kwaad, scheldend, in desperate need of braces, en half Belgisch. Maar het rotjochie leerde omgaan met de media, niet zo berekenend en eloquent als zijn aartsrivaal Lewis, maar met ‘het is wat het is’ kwam hij toch een heel end. Langzamerhand kreeg ik een zwak voor het brandend vuur in zijn ogen, zijn nauwelijks beheersbare woede en vechtlust en natuurlijk voor het feit dat heel race-minnend Nederland hem de hemel in prees. De liefde sluimerde zacht en in het opperste geheim. Want Max was een no-go in Huize van Jan. Max was Limburgs proletariaat. Max streed nergens voor, behalve voor zichzelf. Max was zelfs zo karakterloos dat hij voor een vrouw koos die al een kind van een ander had. Nee, nee, mam had het gedaan en mam zweeg.
Nu zit ik in tweestrijd. Over een half uur start de laatste race van het seizoen. Een zinderende finale, koppen de media, want ze staan precies gelijk. S kijkt niet, ze kan de druk niet aan. Ze doet me denken aan haar vader, die vroeger bij al te spannende voetbalwedstrijden de kamer uitliep, weer in, weer uit, zuchtend, scheldend. Ook nu kijkt hij de race pas achteraf, is me verteld. Ik kijk wel, met één oog, zoals ik vroeger naar horrorfilms keek, omdat het minder echt en indringend leek op die manier. 'May the best man win', roep ik, en zo hoort het ook, geen hooligans in de F1. En Lewis is de beste, dat vind ik nog steeds. Maar ergens in mijn lijf zweert al enige tijd een vies abces, dat als een venijnig en opstandig kereltje soms ‘ha, ha’, roept als Geert W een grap maakt, of ‘inderdaad’ zucht bij Thierry. Het is een blank, superieur, nationalistisch mannetje, dat Hup Holland Hup denkt, God mag weten waarom, want ik haat dit land zo onderhand. Maar in de kern van het gezwel zit ook de liefde voor de underdog. Zoals Lewis als enige zwarte racer uit een eenvoudig milieu dat jarenlang was. De man die nu in de meest vreemde, pretentieuze creaties rondloopt als ware hij God, wat natuurlijk ook een beetje zo is. De man met de puppy dog eyes, die altijd weet wat hij moet zeggen en wie hij moet bedanken, hoe hij nederig moet zijn. Move over, denkt mijn verrotte brein. Tijd voor een nieuwe kroning. Met dat ene halfgesloten oog hoop ik toch dat Max wint.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten