woensdag 15 december 2021

Beren

Ik behoor tot die irritante mensen die overal beren op de weg zien en eeuwig navelstaren. Wat voel ik, wie ben ik, wat is het nut van mijn bestaan, niets zo vervelend voor de lezer als de levensstrijd van de individuele mens. 

Ik dacht daaraan toen ik weer eens een mooi stuk proza uit de verzamelbundel van Colette las. Ze blikt hierin terug op haar jeugdjaren, maar zonder de deprimerende kijk van een oude vrouw en met net genoeg melancholie om het verteerbaar te maken zonder klagelijk en pathetisch te worden. Trauma's waren nog niet in de mode en al helemaal geen zielenroerselen als depressie en ander persoonlijk ongemak. Ze schreef prachtige observaties en elke zin moet je langzaam tot je nemen, als een mooie, oude wijn. Zip, zip, niet slobber, slobber, zoals wij in de familie dat graag doen. Dat brengt me op het gesprek dat ik vandaag had met mijn zoon. Eén van die beren, de allergrootste beer eigenlijk, is corona. De zoon is scepticus, heeft ongelijk op een heleboel punten, maar kan ook als geen ander de hysterie en de bangmakerij ontleden. "Maar wij van de familie Van Jan zijn niet sterk", riep ik vertwijfeld (en zag magere Hein in mijn ooghoeken de zeis reeds slijpen).

"Niet sterk?!", riep de zoon. "Niet sterk? Mam, jullie hebben hersenvliesontstekingen, psychoses en zwaar alcoholisme overleefd!". Om maar een paar akkefietjes te benoemen. Tevreden hing ik op. One bear down, four to go. 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten