Of ik een biertje kom drinken. Ik kijk naar buiten. Het regent dat het zeikt en ik ben weer eens autoloos (don't ask). 'Ik ben wel verkouden, maar geen c', zegt broer A. 'Tenzij het de verschrikkelijke Zuid-Afrikaanse variant is'. We lachen er maar om. We zijn allemaal gevaccineerd, want in de familie Van Jan doen we niet kinderachtig over wat chemische troep in ons lijf zo hier en daar. Een leven van drank, drugs en pillen en dan nu ineens zuinig kijken en roepen 'Nee, hoor, je weet niet wat zoiets met je doet!', dat is nogal ambigu. Toch twijfel ik. Hij heeft nog schoolgaande meiden rondlopen, maar allee, ik ook. Dan hoest ik. Zomaar. Is het Delta, Omicron, TBC? Een nieuwe golf van angstporno is gelanceerd, zegt mijn zoon. Ik moet eruit. Uit deze dwangbuis van vrees en beklemming. Kijk wat je nog wel hebt, zegt een collega. Kijk naar het goede om je heen, de liefde, de warmte.
In de tuin zie ik al een tijdje een Vlaamse Gaai rondscharrelen, ik denk een vrouwtje. Ze zoekt. Springt van de schutting op de schommelbank en weer terug. Moet ik vetbollen ophangen, zaden, pindakaas, brood strooien? Of redt ze het ook zonder mij? Dit alles gaat aan de dierenwereld voorbij. En zelfs al weten ze ervan, daar geldt het recht van de sterkste. Dat is waarom wij zo bang zijn, de ouderen, de zwakkeren, de zieken en de dikkerds. We zijn niet sterk, we gaan eraan. De wereld is te vol en de natuur zoekt een uitweg.
Ik verlang naar de jaren 60, zeg ik tegen mijn zoon. Wederopbouw, werklust, positiviteit, duidelijkheid. Maar vooral eenvoud. Als ik 6 ben ga ik voor het eerst met mijn ouders en mijn broers naar het buitenland. Met een tentje in de achterbak van de NSU naar Frankrijk. Vliegreizen naar de Maladiven, Turkije, Thailand, we kenden het niet, bijna iedereen was even arm en Frankrijk was ver en exotisch genoeg. We hadden maar een paar politieke partijen, bolwerken van serieuze, witte mannen in pak met vest en sigaar. Meningen werden alleen nog in de huiskamer gedeeld, bij de Jonge Klare, terwijl moeder soep met ballen en lettervermicelli opdiende.
Ach, het terugkijken en vergelijken, het is een teken van verwarring, van behoefte aan veiligheid en zekerheden. Want zo leuk was het toen ook niet, vooral niet als je met je gat boven het maaiveld uitstak of afweek van de grote gemene deler. Het is de ouderdom, denk ik, terwijl ik angstvallig de leuning vastgrijp als ik de kerstdozen naar beneden sjouw. Want dat zei de dokter deze week tegen me: 'Op uw leeftijd opereren we die spierscheur in uw schouder niet meer'.
'62, hè', riep ik. 'Geen 92!'.
Ik riep er ook nog 'sodeknetters' achteraan, een uitdrukking van mensen die jong waren in de jaren 70. Het mocht niet baten.
Morgen start de advent, dan mag hij staan, mijn spinaziegroene plastic totem van heidense oorsprong, en geen dag eerder. Als baken van licht en hoop in donkere dagen. En mijn woord zal goed zijn en vrede en vreugd brengen, 27 dagen lang.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten