Toen ik de vrijdag na de aankoop mijn nieuwe automobiel ging ophalen, had ik mijn white trash outfit zorgvuldig vervangen door een chiquere variant. Niks fleecevest, geen koiboi boets, geen pierig staartje, maar parels, mooie p.p.p.parels, zoals Snuf (of was het Snuitje) zei, lippenstift, hoge hakken en een zondags parfum. 'Vanaf hier red ik het wel', zei ik tegen P, gaf hem mijn liefste glimlach en klapte het portier dicht. Tik tik, zeiden mijn hakken op de gepolitoerde vloer en bijna ging ik alsnog gestrekt omdat ik in mijn nerveuze poging elegant en werelds het pand te betreden bijna de licht opbollende rand van het tapijt niet zag. Even later zat ik tegenover hem. Uit het kastje onder zijn bureau toverde hij een complementairy Chardonney in een kistje tevoorschijn. 'Het was de laatste, ik heb 'm voor je bewaakt", zei hij.Een klein half uur later haalde ik mijn zoon op voor een ritje. Voor zijn huis liet ik de motor een tijdje stationair draaien, want het was kil en nat. 'Ruik jij ook een vislucht?', vroeg hij. Hij was nog niet bij het vraagteken aanbeland of daar begon het. Wolken stoom stegen er op vanonder de motorkap. Sissende, spuitende geisers, een IJslandse la Palma eruptie. Mijn nachtelijke fantasieën over de mooie verkoper werden bitterhete waarheid, de motor kookte.
'Dit is een schade-auto', zei mijn vaste monteur. Ze keek ontstemd, prikte her en der in de motor en schetste enkele donkere scenario's. Ik belde de mooie man. Hij leek oprecht geschokt. 'Ik kom 'm morgen halen', zei hij, 'dan kijken we ernaar in de werkplaats.'
De volgende ochtend stond hij voor mijn deur, samen met een jong ventje dat mijn auto zou terugrijden. Het viel me nu pas op dat hij zich met zijn houding af en toe geen raad wist, hij lachte verlegen, zijn stem haperde hier en daar. De maandag erna belde hij. De auto was overleden, zei hij. Het speet hem erg, hij zou het geld terugstorten en me helpen met het zoeken naar een andere auto. Maar ik had er genoeg van. Ik belde de oude heer B, 2 jaar jonger dan ik. Doe mij die rode maar, zei ik. En zo geschiedde het.
Een week later, de auto was nog even helemaal nagekeken en voorzien van een nieuwe antenne, reed ik de weg op. Ik haalde mijn zoon op voor een ritje. En hier kunt u dezelfde woorden invullen als in enkele alinea's terug, alleen mag u de stoom, de geiser en de ejaculatie vervangen door een spontane uitval van alle vitale functies, want de motor viel na 10 minuten stationair lopen uit als de laatste zucht van een 62-jarige autoverkoper met bruine ogen na een overdosis bètablokkers.
Ik kon wel huilen. En dat deed ik dan ook. Intussen gaven allerlei stoere heren me adviezen die kant noch wal raakten. Ik had een Opel moet kopen. Het was de krukassensor. Ik had een Ford moeten kopen. Het was een defecte bobine. Ik had een Renault moeten kopen. Het was het gasklephuis, de brandstofpomp, de compressie, de lambdasonde, nee, het was sowieso en zeer beslist de inlaatspruitstukdruksensor. En als u denkt dat ik grap, dan zit u ernaast, dit zijn echte woorden.
Ik belde de heer B. Hij luisterde naar mijn verhaal. 'Tot 3x toe', riep ik. 'In de bocht, bij het terugschakelen, voor het stoplicht, woesj, stil, dood als een pier', riep ik. Omdat de auto in de garage reed als een zonnetje, zelfs na een ritje samen met de monteur (ik zag aan haar ogen dat ze dacht dat het aan mijn rijstijl lag), vond de heer B dat ik het maar moest vergeten. 'Dat zeggen ze ook over mijn ex', riep ik wanhopig, 'maar straks gebeurt het midden op de snelweg!' Ik stapte in, startte de motor en wilde net wegrijden toen het weer gebeurde. Plop. Zucht. Flats. Alleen wat lampjes die me op het dashboard glazig aanstaarden. 'Heer B', kreet ik, maar natuurlijk was hij net naar binnen gelopen. Ik hobbelde achter hem aan. 'Heer B, hij deed het weer', riep ik 'm toe. Heer B ging in mijn auto zitten en startte de motor. Doe het, doe het, doe het, bad ik tot de autogod. Hij deed het, hij sloeg af.
Weer een weekend verder had ik mijn auto terug. 'Doet hij het weer', vroeg broer A. "Er is een dinges vervangen, waardoor de dinges beter loopt en er geen dinges meer is', zei ik.
Helemaal halleluja is het nog niet. Als de motor koud is schiet de auto hortend en stotend over de weg, slaat af bij het stoplicht en in zijn twee gaat hij eigenlijk nu weer veel te hard. Sparen wordt het, gewoon weer sparen. Om een dikke Volvo te kopen van mijn mooie meneer D.
Af en toe kijk ik naar het filmpje van mijn bewakingscamera. Dat ik bewaard heb. Daar staat hij, voor mijn deur, zijn overhemd is op zijn rug wat gekreukt, en als hij praat wappert hij met zijn handen op een leuk verlegen maar toch mannelijke manier, terwijl hij mij, onzichtbaar in de deuropening, gouden bergen belooft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten