Vandaag was geen rustgevende dag. Sterker nog, het was ronduit een kloteweek. Vrijdag, dacht ik, eindelijk vrijdag, en reed even gauw S en de Jongen naar het paard. Vlak voor het bruggetje over het kanaal gebeurde het. Van links kwam een busje. Hij wilde rechtsaf slaan, stopte nog even voor de haaientanden en besloot toen de weg op te draaien. Hij kwam daarbij op de verkeerde weghelft terecht, precies op het moment dat ik daar reed. Mijn dochter, haar vriend en ik, we zijn ongedeerd, maar mijn auto, mijn mooie nieuwe auto, die is niet meer. 
Ik huilde 12 uur lang. Niet constant maar met pauzes. Het is maar een auto, zei ik telkens tegen mezelf, en na 10 uur tranen begon het me te dagen. Het wás niet de auto, en natuurlijk was ik blij dat we er allemaal gezond en wel uit waren gekomen, nee, het was het gevoel van onrechtvaardigheid dat me dwarszat. Waarom ik, riep ik steeds, en dan hief ik mijn handen vloekend en schrijend ten hemel. Er kwam allerlei oud leed opborrelen, ongevraagd en met een flinke stroom zelfmedelijden. Sommige mensen krijgen het leven aangereikt, lijkt wel, anderen moeten er voor werken. Ik was moe, dat was het. Overvraagd en overprikkeld, heet dat in mijn branche. Wat ik eigenlijk wilde, was iemand die old school langs kwam of belde om te zeggen dat het allemaal goed kwam, shit, ik wilde mijn mama. Niemand belde, behalve mijn kinderen. Wat een kille, ongeïnteresseerde, egoïstische samenleving zijn we geworden, mopperde ik tussen de huilbuien door. Maar ik strekte mijn rug alweer en ging mijn huis schoonmaken en de stoelen recht zetten. Want dat helpt altijd.
PS. Wie heeft er een fietspomp?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten