zaterdag 28 augustus 2021

Wham bam

Soms heb je van die momenten  dat je je ineens realiseert hoe breekbaar je gezondheid is. Het begon vandaag op mijn slaapkamer. Ik had twee wasmanden vol schone was klaargezet en zat op de rand van mijn bed om te gaan vouwen. Die ochtend had ik mijn dekbed slordig dichtgeslagen zodat een deel ervan over de grond hing. Details, maar niet onbelangrijk, want toen ik even opstond om iets te pakken, raakte ik met beide voeten, of beter gezegd laarzen, verward in het dunne, goudgele satijn uit mijn eerdere verhaal over de potentiële minnaar met wie ik nimmer de sponde bereikte. Ik viel. Niet gewoon, ik viel dramatisch. Ik viel met een klap voorover, er was geen tijd of in ieder geval geen reflex om de klap op te vangen, dus ik viel met mijn hele lijf op de vloer. Mijn hoofd raakte de muur, mijn bril vloog eraf, beide knieën probeerden mijn volle gewicht op te vangen en wat er met mijn schouder gebeurde weet ik niet, maar hij doet het niet meer. 

Ik viel zo hard dat de lucht letterlijk uit me werd geslagen. Toen ik weer kon ademhalen dacht ik dat mijn stembanden samen met de bril het pand hadden verlaten, maar een minuut later galmden de verdommes door de kamer en begon ik te huilen als een kind. Even dacht ik dat ik alles gebroken had, maar toch lukte het me om, huilend en vloekend, voorzichtig op te krabbelen. Ik ging zitten en stroopte mijn broek naar beneden, zo goed en zo kwaad als het ging, maar er was geen bloed. 
'Wat een rot leven, wat een rot leven', huilde ik intussen heel hard. Toen ging de bel. Ik strompelde naar beneden. Het was de buurvrouw met een fles wasverzachter die haar man vond stinken. Geef maar aan mij, had ik gezegd, geen man hier die er bezwaar tegen heeft als ik stink. Ze schrok van mijn rode hoofd en omdat zij heel lief is en meteen bezorgde woorden sprak, begon ik nog harder te huilen.

Na haar vertrek pakte ik een ijszak. 'Waar te leggen', mompelde ik, want alles klopte en bonkte. Ik was zielig, dat was zeker, en ik appte de zoon voor een podium. 
'Ik ben tyfus hard gevallen', zei ik, in de hoop dat hij mijn zielig zijn uit de woorden haalde. 
Even later ging de bel. Het was mijn zoon. 
'Oh, je ziet er echt gestrest uit', lachte hij omdat mijn hoofd kleurde bij mijn roze trui, maar ik begon alweer te huilen. 'Ah, kom hier', zei hij, en gaf me een knuffel en een LP van Wham.

Nu is het half 12. Ik heb er een kwartier over gedaan om mijn trui en bh uit te krijgen. Mijn rechterknie heeft het formaat van een rugbybal en mijn rechterarm en schouder zijn buiten gebruik, ik heb pijn en voel me als een van de atleten uit de paralympics die ik eerder vanavond op tv zag, alleen dan zonder het atletische deel. En dit was nog niet alles vandaag, maar daarover een andere keer meer. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten