zondag 5 januari 2020

Weinig fuks

Sommige mensen kunnen het. Stappen nemen. Niet de 10.000 gezondheidsstappen per dag die Fitbit je afdwingt, maar levensstappen. Je tas pakken en vertrekken naar Tasmanië, je man inruilen voor een aartslelijke minnaar en je kinderen achterlaten, in een commune gaan wonen in Zuid-Frankrijk, een camping kopen in Finland. Ik niet. Ik ben een bangerd. Ik woon al meer dan mijn halve leven in hetzelfde dorp, werk al jaren bij dezelfde werkgever en tob vaak eindeloos met mensen die mijn energie opzuigen als een spons.

‘Waarom ben je zo bang voor ruzie?’, vroeg een vriendin mij in de zomer van 2019, omdat ik twijfelde over het plaatsen van een blog waarin ik wat minder aardig schreef over de man met wie ik die zomermaanden mijn leven en bed had gedeeld. 

Het klopt, ik ben een ‘conflictvermijder’. Ik ga de strijd pas aan als ik veel gedronken heb of als iemand mij aanvalt, eerder niet. Intussen word ik verteerd door gevoelens van frustratie en ergernis die ik zelfs met passieve agressie niet kan lozen. Passieve agressie, dat is een vorm van agressie die niet meteen opvalt, een subtiele onderhuidse oorlogsvoering waarin sommigen, vooral vrouwen, heel goed zijn. Kenmerken hiervan zijn sarcasme, beledigingen verpakken in complimenten, negeren en doodzwijgen van de ander, én, anno nu: het plaatsen van quotes op social media gericht op die persoon die je niet rechtstreeks durft te confronteren met je ergernissen en die dondersgoed weet dat je hem of haar bedoelt. Hoop je. Uiteindelijk leidt passieve agressie tot een explosie van actieve agressie. Door het lange zweren en etteren zijn dit stevige ruzies die niet zelden eindigen in vetes en brouillages. 

Ik doe het ook, maar ik probeer mezelf tot de orde te roepen. Want aan dit gedrag ligt vooral angst ten grondslag. Angst voor conflicten en angst voor confrontatie. ‘Zeg het gewoon als je iemand niet meer moet’, zei de vriendin, maar zo makkelijk is het allemaal niet. Want als ik iemand niet meer moet, om wat voor reden dan ook, betekent dat niet dat ik diegene wil kwetsen. Zwaktebod, hoor ik de vriendin. Want ik ben natuurlijk gewoon bang voor kijvende beschuldigingen, roddelende ex-minnaars en het allerergste: dat men mij niet meer aardig vindt. 

‘Nou en?’ (Zelfs als ik niet met de vriendin app, hoor ik haar stem in mijn achterhoofd.)

Dezelfde vriendin heeft de moed om radicaal een andere richting in te slaan in haar leven. Ik bewonder dat en vraag me af wat mij zo’n bangerd heeft gemaakt. Ik neem zo min mogelijk risico. Ik werk 40 uur, want stel dat de ex zijn deel van de restschuld niet betaalt, dan komt de bank bij mij. Stel dat ik verander van baan en het eerste jaar niet haal, dan krijg ik een uitkering van 70%, kan ik mijn huur niet meer betalen en word ik dakloos. Stel dat ik geen tandartsverzekering afsluit en ik krijg weer 2 wortelkanaalbehandelingen. Stel dat ik mijn goed rijdende maar gebutste auto omruil voor een mooiere en die laat me na een week in de steek. Stel dat ik met die leuke man in bed duik en hij begint keihard te lachen als ik mijn broek uittrek. Stel dat ik zeg wat ik denk en ik helemaal alleen eindig achter de geraniums. Stel dat ik leef?

Ik heb geen goede voornemens dit jaar. Vorig jaar was ik al aardig wat afgevallen, ik eet 100% plantaardig, ik drink nog maar sporadisch alcohol en roken doe ik al jaren niet meer. Wat mijn andere makken betreft, ik weet dat er niets moeilijkers bestaat dan het veranderen van je blauwdruk. Toch spookt de gedachte regelmatig door me heen, de laatste dagen. Wat zou er gebeuren als ik wat vaker mijn middelvinger zou opsteken, al is het maar in gedachten. 

Of zoals mijn jongste dochter zei: 'Het is opmerkelijk hoe weinig fuks ik geef, de laatste tijd!'  


Geen opmerkingen:

Een reactie posten