Wij kijken thuis graag naar Holland’s Got Talent. Een bijna ouderwets soort variété programma, met zang, dans en poepende paarden, maar dan volgens de tegenwoordig zo populaire eliminatieformule. In het laatste seizoen deed er een jeugdige en zeer getalenteerde violiste mee. Ze won niet, ook al vonden velen dat dit wel had gemoeten. Ik had allang de eerzuchtige blik in de ogen van haar ouders gespot en beschouwde de derde plaats als haar redding, al was het op zijn minst bizar te noemen dat het kleine lefgozertje P. boven haar eindigde. ‘Als ze een serieuze carrière in de klassieke muziek ambieert, is ze hier sowieso niet op haar plek’, schreef ik onder een reeks verontwaardigde commentaren online. ‘Blijf oefenen, ga als je groot bent naar het conservatorium, doe mee aan het Elisabeth Concours. Als je HGT wint, loop je de kans vroegtijdig te worden afgeserveerd’, schreef ik door, tegen beter weten in. Likes kreeg ik niet, wel veel kritiek. Ik was een snob. En iedereen had het recht om mee te doen.
De commerciële zenders en meer nog de sociale media zijn bepalend geworden voor een groot deel van de Nederlandse bevolking. Niemand kijkt naar Podium Witteman of het genoemde Elisabeth Concours, de media hebben geen opvoedende functie meer, van TV leer je niks. De norm is luid, banaal en dom. En komt er dan in zo’n wedstrijd een vroegrijp grietje van 10 of 11 dat een opera-aria zingt over liefde en dood, dan gaat de jury en het voltallige publiek massaal uit hun dak, schreeuwt en klapt en jubelt: wat een talent!
Ik zou er natuurlijk ook helemaal niet naar moeten kijken, dit soort programma’s, maar in tegenstelling tot wat de anonieme internetmeute en sommige familieleden van mij vinden, ben ik geen snob. Ik wil ook brood en spelen en ik heb gisteren het hardst van iedereen gelachen om het banaalste tv-programma ooit, waarbij het vooral ging om gekleed in een fatsuit zo hard mogelijk te schreeuwen. De zangwedstrijd echter bevindt zich voor mij op een delicate grens tussen vermaak en ergernis in. Als een rapper gaat oordelen over de zangkwaliteiten van de deelnemers en daarbij vooral luistert naar eigenheid (dit is meestal een snik in de stem of God verhoede ‘het randje’, zodat alle zangeresjes van nu hetzelfde klinken) en totaal voorbij gaat aan kwalificaties als bereik, techniek, klank of zelfs maar zuiverheid, dan breekt mijn croc. Ik ben God, denk ik als ik naar de commerciëlen kijk. Ik kan niks, denk ik als ik naar Podium Witteman kijk. Het is een hedendaagse epidemie, denken dat je God bent. We zijn een wereld geworden van snelle en vluchtige roem. Jij kan het ook! Doe mee aan een eliminatiewedstrijd en roem is je deel. Of ga vloggen of bloggen! De kleinste stem zal gehoord worden. We tellen allen mee. Het leven is een reis, een journey, een challenge, en shinen zullen we. Knallen in our fifteen minutes of fame!
Dat het ook anders kan bewees Ted Neeley vrijdagavond in AFAS Live. Ted Neeley heet eigenlijk Jesus. Hij zingt al minstens 274 jaar de titelrol in Jesus Christ Superstar en heeft er nu, op zijn 75e, nog steeds even veel aardigheid in als in 1973, al is zijn stem een andere mening toegedaan. Zingen lukt bijna niet meer, maar gelukkig heeft hij in de loop der jaren hier en daar wat nieuwe bijbelse teksten bedacht, die hij met zalvend gevouwen handen als een ouderling in Urk en ingehouden snik aan het verhaal toevoegt. Dat ik na afloop toch mijn handen stuk klap, is omdat deze man zoveel meer betekent dan een doorsnee musicalster of rockartiest. Hier staat geen eendagsvlieg, maar een jeugdheld die is uitgegroeid tot een waar hippie-icoon. Een man die ervoor heeft gezorgd dat ik als 15-jarige puber het hele nieuwe testament las. Zes keer zag ik de film in de bioscoop, en elke keer huilde ik tranen met tuiten. Hij was mijn eerste witte doek liefde. Hier staat geen vergane glorie, hier staat 30 jaar lang feesten met loeihard meezingen en wild dansen (zelfs mijn jongste broer, ik heb bewijs), eerst met de LP, toen de CD, daarna de DVD. Mijn kinderen kennen de film ook, al mochten ze in hun heel jonge jaren nooit verder kijken dan tot de geseling, en daarom zitten ze nu naast mij. Het is een tijdsbeeld, een blok van goede herinneringen. We klappen voor het spektakel, de weergaloze musici, de stevige Italiaanse cast met het vreselijkste Engels ooit, de dansers, de priesters, de soldaten, de hoeren en de steltloper. We klappen voor het enthousiasme en de passie waarmee dit overbekende verhaal wordt uitgebeeld. En we klappen voor Ted, de winnaar van de avond. Daar kan een blogger niet tegenop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten