vrijdag 8 november 2019

De kruidenier. Tinderavonturen, deel 8

Het moest er maar weer eens van komen. Een date. Ik heb het al eerder gezegd, ik doe dit niet voor mijn lol. Al dat gedoe. Je hele hebben en houwen optuigen, je benen en snorretje scheren, schone sokken aantrekken en je mooiste bril oppoetsen. En dat terwijl je weet dat er geen seks van komt of zelfs maar een huwelijk. Toch hoop je er stiekem op. Dat dit hem is. Die man waarmee je straks naar Zuid-Frankrijk rijdt - een hotsende caravan in je kielzog -, waarmee je concerten bezoekt van stoffige violisten, op en neer naar het ziekenhuis rijdt voor kwalen en calamiteiten, die je een arm kan geven tijdens de zoveelste uitvaart. Eentje die uit je keuken blijft, op zondag voetbal kijkt, buiten een stiekem sigaartje rookt, die ‘en passant’ je tuintje onderhoudt – en nee, dit is geen metafoor, al zou dat een aardige bijkomstigheid zijn – en je auto wast. Ik zei het eerder, ik stel bijna geen eisen, als hij maar ideaal is.

Zijn profielfoto was een beetje te vrolijk en geposeerd naar mijn smaak en hij had een kort, grijs kabouterbaardje, maar hij werkte in de zorg en dat had ik nog niet geprobeerd. Ik sprak af in een grand café, na mijn werk. Zo ging er geen hele zondag ten gronde en kon ik als het vreselijk bleek te zijn binnen een uur thuis zijn. In het betreffende eetcafé werkt een leuke vrouw die ik van vroeger ken en die me al met meerdere dates heeft zien worstelen. Ze zag het al aan mijn gezicht. ‘Weer he-le-maal geen zin in?’, vroeg ze lachend. ‘Breng me maar gauw een wijntje’, zei ik. Kabouter Plop kwam op de fiets. Ik zag een geruit overhemd de hoek omkomen. En dit brengt me op het overhemd. Want wat is er met het mannelijk overhemd aan de hand? Vroeger, toen alles beter was, had je het witte, gesteven en ruimvallende overhemd. Dit type overhemd dééd iets voor een man. Je kreeg er onmiddellijk een vleugje woeste mannelijkheid door, je werd een James, een Cary, een Rock. Bijna elke man zag er goed uit in het klassieke overhemd. Maar nu is het overhemd getailleerd en voorzien van woeste print, zoals bloemetjes, kleine autootjes, cacteeën, hondjes, drolletjes, flamingo’s en dino’s. Als je ouder wordt, moet je lollig worden, denkt de man. Hij steekt zijn voeten in olijke sokken en gaat overhemden met grapjes dragen, kortom, hij gooit zijn laatste restje mannelijkheid te grabbel. ‘Kijk mij eens ongeconformeerd zijn, ik ben zo jong van geest.’

Slank gesneden heet het moderne overhemd en er zijn maar heel weinig mannen die dit kunnen hebben, als in ‘geen’. Ik wil alle mannen van boven de 50 dit advies meegeven, gratis: als je een overhemd koopt, ga er even mee zitten. Wijken de knoopjes niet, staat er geen spanning op, trekken er geen plooitjes in, zie je geen roze bultjes herenvet tussen de knoopjes uitpuilen, dan, alleen dan mag je een getailleerd overhemd kopen. Al zal je er nooit een George mee worden. Ik heb recht van spreken, want ik heb onlangs het hele parochiebestuur geheel onwetend vergast op de aanblik van mijn doordeweekse 85F, simpelweg omdat de knoopjes van mijn blouse de last niet langer konden dragen.

Maar goed. Deze man had een geruit overhemd aan. Dat is niet klassiek, niet olijk, niet modern, dit is ach… gewoon, je kunt er alle kanten mee uit. Hij kwam binnen, gaf me 3 spontane kussen, ging zitten en bestelde een wijntje. We praatten honderduit. Vooral over werk. Dat was natuurlijk al een teken aan de wand, maar hij zag dit eerder dan ik. Ik zag nog steeds die vrolijke, aardige man tegenover me, een man met een verhaal, die begreep waar ik het over had en bij wie ik mijn donderdagmiddagstress kwijt kon. Geen alarmbellen, geen irritaties, geen klef of juist afstandelijk gedoe. Nee, het was oprecht gezellig. Ook geen ‘instant lust’, maar in mijn hoofd zat een mannetje met een hamer, dat al bonkend declameerde: geef het een kans, geef het een kans. Na een uur of 2 waren we uitgepraat. Ik kreeg een beetje het gevoel alsof ik met een collega op stap was en wilde nu naar huis. Hij vond dat ook, want hij vroeg om de rekening.

Het bonnetje lag tussen ons in. En hebt u naar aanleiding van mijn overhemdverhaal de indruk gekregen dat ik een voorstander ben van enig ouderwets mannelijk offensief, dan hebt u gelijk. Ik pak zo’n bonnetje niet op. Ik heb niet bar veel principes - mijn ex noemt mij steevast een slappe dweil -, maar bij een eerste date betaalt de man. Zelfs al vond hij het niet leuk, zijn date lelijk en saai, betaalt hij een jaarsalaris aan alimentatie en heeft hij gemiddeld 9 afspraken in een week, hij betaalt. Klaar. Hadden wij nu een uitgebreid bacchanaal genoten, een operavoorstelling gezien en nog even op en neer naar Dubai gevlogen, dan lijkt me een kleine bijdrage op zijn plaats. Maar een bonnetje van 17 euro?!

Ik pakte de rekening op. ‘Hoe doen we dit’, vroeg ik, want nu werd het een principekwestie. Hij gaf me 10 euro cash. Ik betaalde met pinpas. Ik trok mijn jas aan. Hij de zijne. Hij gaf me een kus op mijn wang. ‘We appen elkaar’, zei hij. Na een dag kreeg ik een appje, hij wilde ons contact niet voortzetten. Ik joelde nog wat gemeend vriendelijks terug, maar het bleef stil en dat was dat.  

Later die week kloeg ik nog even wat bij mijn broer, u weet wel, mijn partner in crime. ‘Wat is dat toch’, vroeg ik, ‘die kruideniersmentaliteit van de Nederlandse man?’ ‘Tja’, zei hij, ‘in de zomer had je een vent met geld, die alles voor je betaalde en je verwende als ware je de dertiende bruid van King Mswati III uit Swaziland en toen was het ook niet goed. Wat wil je nou?’

Goede vraag, broer. Goede vraag.  


Geen opmerkingen:

Een reactie posten