‘Mevrouw. Wakker worden.’ Ik open mijn ogen. Ik zie het silhouet van een dikke, donkere verpleegster. ‘Wilt u iets drinken?’, vraagt ze. ‘Mijn man komt uit Jamaica’, zeg ik plompverloren. Ik zie haar reactie niet, mijn bril ligt nog op zaal. Dan lijk ik me te realiseren wat ik zeg. ‘Maar hij is weg’, zeg ik op een toon alsof ik dit nog maar net weet. Ik mag kiezen tussen thee, een perenijsje of een raket. ‘Sorry’, zeg ik tegen haar als ze me even later terugrijdt naar zaal, ‘dat ik zoveel onzin zei.’ ‘Dat is de narcose’, zegt ze en ze lacht.
Die ochtend was ik er al om kwart voor 9, met mijn rolkoffertje. Ik stond ingepland om kwart over 11. Op zaal ontmoet ik mijn lotgenoten, 2 jongens van een jaar of 14, 15. Sven heeft zijn vader bij zich en Tom wordt vergezeld door zijn moeder. Ik ben nerveus en voel me alleen. De zaalverpleegster komt zich voorstellen. Conny, heet ze. Ze is van mijn leeftijd, gaat gekleed in zachtgroen en die ochtend zal haar leesbril tot 3x toe op de vloer vallen. Ze wijst me mijn operatiehemd, mijn groene mutsje en de gazen illusie van een onderbroek. Ik trek 2 paar sokken aan en Conny brengt me een warm laken. Als Tom na zijn operatie de zaal weer wordt opgereden, probeer ik zijn pijn te peilen, maar hij slaapt. Zijn blonde kuifje steekt boven de witte lakens uit, zijn moeder veegt zijn bloedtranen weg met een tissue. Intussen hijst de vader van Sven zich in zijn steriele pak en samen met zijn zoon verdwijnt hij richting operatiezaal. Als dat maar goed komt, denk ik, als ik de oogstand van de jongen zie. Om 11 uur ga ik plassen. Om 11.45 ga ik nog een keer plassen. Om 12.30 vraag ik aan Conny of ik over de lunch heen getild word. ‘Nee hoor’, zegt ze, ‘het loopt een beetje uit, maar je bent bijna aan de beurt’. Om 13.00 uur word ik naar de OK gereden.
‘Ik voel me 14’, zeg ik tegen Conny, als we bij de automatische deuren wachten tot ze opengaan. ‘Hoezo?’, vraagt ze. ‘Afhankelijk, kwetsbaar, klein’, leg ik uit. ‘Het komt goed’, zegt ze en legt even een hand op mijn schouder. In mijn onderbewuste voel ik me geen 14, maar bén ik 14. Ik verlang naar mijn moeder. Mijn alwetende moeder, die me altijd gerust wist te stellen. En al 24 jaar dood is. Ik weet nu, als medemoeder, dat ze het vaak ook niet wist, maar altijd de juiste woorden probeerde te vinden om mijn angst weg te nemen. Wat moeders doen. De belangrijkste plekken in je onderbewuste lijken te worden ingenomen door ervaringen. Het is de ervaring die je vormt, niet de kennis die je in je lerende leven opdoet. Door die momenten van liefde, verdriet, razernij, angst en geborgenheid word je volwassen, niet door kennis. Wie je bent en wat je plek is in deze wereld blijft de grote vraag, die je zelfs op je 60e niet kunt beantwoorden. Die ochtend hoor ik bij de jongens. We hebben dezelfde afwijking en dezelfde operatie voor de boeg. Ik heb niets gemeen met de mensen die in de middag aan staar worden geopereerd en tegenover ons liggen. Andere arts, andere kwaal, oude mensen. Thuis hoor ik bij mijn kinderen, hoe oud ze inmiddels ook zijn, ik ben moeder. Ik hou van mijn werk in de zorg, van mijn cliënten, mijn collega’s, ik ben mijn werk. En ik ben de vrouw van mijn man, de Jamaicaan. Kennelijk.
What the fuck, dacht ik die middag, toen ik bijkwam uit de narcose. Waar komt dit vandaan? In de dagen die volgen blijft het me dwarszitten. Thuis zoek ik hem op, in de sociale media. Dat is tegenwoordig niet zo moeilijk. Hij heeft zijn hele leven een ontzettende hekel gehad aan Facebook en walgde van mensen die verliefde profielfoto’s plaatsten, maar sinds hij met E is, schijnen die zelfopgelegde regels niet meer te gelden, ik word van alle kanten belaagd met liefde. Via Whatsapp en Facebook zie ik hartjes, dwergpapegaaitjes, gifjes, hand in hand op vakantie, olijk op de hei in Ermelo, wie is deze man? Hij tagt er op los, iedereen moet het zien, vooral ik, denkt het duiveltje in mij. Ik zoom in. Het is een tijdje geleden dat ik hem van zo dichtbij zag. Hij is mager geworden, zijn tanden lijken bizar uitvergroot, er ontbreekt een kies. Toch herken ik elke porie in zijn gezicht en ik kan niet goed bevatten wat die aardig ogende blonde vrouw naast hem doet, waarom ze zo vertrouwelijk haar hand op zijn dijbeen heeft liggen. ‘Hmmm’, zeg ik met een cynisch lachje. ‘Wat doe jij met mijn man?’
Dat je 30 jaar samen niet kunt deleten uit je geheugen ligt voor de hand. Of zoals een vriend van me het zegt: ‘als je boven de 40 geen rugzakje hebt, heb je wel heel veel mazzel gehad’. Maar dat oude gevoelens zich niet laten intimideren door nieuwe feiten is verontrustend. Jarenlange psychoanalyse zou mij niet hebben kunnen vertellen wat anderhalf uur narcose wel kan: ik ben nog steeds op de een of andere wrede manier geestelijk verbonden met de man die ik al jaren niet meer wil. Of zijn het slechts oude deuren die bezwijken door het gif dat door je aderen stroomt en betekent het helemaal niets? Na een aantal dagen zakt het gevoel en ben ik gewoon weer Jet: alleenstaand, maar niet eenzaam, onafhankelijk, tevreden met mijn lot en met mijn vrijheid. Ik bedenk dat het misschien een gat in de markt is. De nieuwe psychoanalyse. Weg met jaren van uitputtende therapie. Slechts 1 narcosesessie en u weet wat u ‘deep down’ dwars zit. Een EMDR of Imaginaire Exposure therapietje erachteraan en klaar is uw PTSS. Verkrijgbaar in 3 soorten pakketten, vanaf 500 euro, te voldoen in 9 termijnen. Voor meer info, neem contact op met het dichtstbijzijnde academisch ziekenhuis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten