maandag 8 juli 2019

De wiskundeleraar. Tinderavonturen, deel 5

Op Tinder noemde hij zichzelf David. Daaavid, niet Deevid. Ik had altijd al een David willen leren kennen, dus dit was mijn kans. Tot diep in de nacht appten we. Over muziek. Boeken. Hij sprak woorden om te huilen zo mooi. En dat voor een wiskundeleraar uit Drenthe. Na twee weken zagen we elkaar. Het regende zacht en op het parkeerterrein van de plaatselijke uitspanning stond hij me op te wachten, onder een grote zwarte herenplu. Het grind kraakte onder mijn hakken. We lachten onhandig. ‘Hoi’, zei hij. ‘Ik ben Henk.’

Binnen zaten we stijfjes tegenover elkaar, op fluwelen stoelen, aan een met wit linnen gedekte tafel. Ik had een rode wikkelblouse aan. Mannen houden van rood, had mijn vriendin gezegd. We dronken witte wijn. Langzaam kwam ons gesprek op gang. Het miste de broeierige sfeer van nachtelijke zinnelijkheid en hoopvolle woorden, maar we waren het vaak eens en na een uur leek het alsof we elkaar al jaren kenden. We spraken over wereldse zaken, politiek, vluchtelingen, maar ook over vroeger en over onze exen. Toen de rekening kwam, trok er een grijze waas over zijn gezicht. ‘Duur’, zei hij. ‘Zes euro per glas, belachelijk duur. Ieder de helft?’ Voor zijn auto omhelsden we elkaar. Als vrienden. Hij was lang en zijn studentikoze t-shirt rook naar goedkope shag.

De week erna zagen we elkaar weer. Dit keer in een bruine kroeg met luide muziek en goedkoop bier. Hij vertelde me van zijn schulden, zijn ex die hem had geruïneerd. ‘Zullen we ruilen van plaats’, vroeg hij, ‘ik hoor niet goed met rechts’. Ik lachte dat dit goed uitkwam omdat mijn linkeroor niet goed werkte. ‘We vullen elkaar aan’, zei hij. Bij de auto weer een knuffel. En de geur.

‘Hij is boeiend, hij is aardig, slim en hij lijkt een beetje op jou’, zei ik die zondag tegen mijn broer. ‘Maar dan lang.’
‘Freudiaans’, mompelde hij.
‘Maar hij ruikt vies. Naar shag.’
‘Er is ook altijd wat’, mopperde mijn broer.
‘En hij liet mij de helft betalen.’
‘Weg met die kerel’, zei A.

Die avond belde hij mij. ‘Ik vind je zo leuk’, zei hij.
‘Ik jou ook’, antwoordde ik.
Ik koop een goede aftershave voor zijn verjaardag, geef hem een slof Camels en noem hem David, dacht ik.
'Terwijl ik normaal altijd val op tengere vrouwen met kleine tietjes.’

Ik bevroor tot op het bot. Tengere vrouwen met kleine tietjes. Hij beschreef zojuist in 5 woorden alles wat ik niet ben. Tenger Met Kleine Tietjes. Voor diegenen die mij niet kennen, ik wil graag zeggen dat ik gezellig mollig ben, maar de eerlijkheid gebiedt mij te vertellen dat dit een understatement is. Misschien dat Rubens mij te mager had gevonden, maar Renoir zeker niet. Ik ben Betty Boop in het kwadraat en met mijn gemoed kan ik de oren van 4 bevroren Polen ontdooien.

Het bleef stil. IJzig stil.

‘Is er wat?’, vroeg hij, oprecht verbaasd. Ik legde hem stotterend uit dat ik het niet fijn vond om iets te beginnen met een man die op vrouwen viel die zo anders waren dan ik. Hij begreep het niet. ‘Ik zal me altijd te veel , te dik, te zwaar, te lomp voelen.’ ‘Maar ik vind je leuk’, zei hij. ‘Ik zal altijd weten dat je liever Audrey Hepburn hebt dan Marilyn Monroe’, zei ik. En je stinkt, dacht ik. Rot op.

Twee maanden later kreeg ik een appje. Hij had een vriendin. ‘Met kleine tietjes?’, vroeg ik lachend, want rancuneus ben ik niet, alleen naar de vader van mijn kinderen. Hij wilde zijn excuus aanbieden, zei hij. Zijn dunne, maar verrassend solidaire vriendin had hem uitgescholden toen hij het haar had verteld. Zoiets zeg je toch niet, had ze geroepen. Lompe boer! We lachten het weg. 'Wel jammer', zuchtte ik, 'het contact was goed'. ‘Ja, dat vond ik ook’, zei hij. ‘Ben je misschien te porren voor een trio?’

Hij meende het.
‘Is er wat?’ vroeg hij.
Ik wenste hem veel succes in zijn verdere leven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten