Ben ik onredelijk als ik een man afkeur op basis van het in zijn Tinderprofiel noemen van zijn astrologisch teken? Waarschijnlijk wel. Maar ik zei het al eerder, het gaat me niet zo zeer om de grote eigenschappen van een man, het zijn vooral die kleine dingetjes die me irriteren. Wat moet ik met een man die ‘sauna bezoek’ als hobby aangeeft? Een man die een opleiding aan de ‘School des Levens’ heeft genoten? Iemand die singel is en optimisme als levensgezel heeft? IQ en EQ heeft en #blotevoetendansen wil. En what the f.. is een sapiosexual?Zeg nou zelf, kent u veel mannen van 50+ die skieën, mountainbiken en hardlopen combineren met stedentrips en strandwandelingen en een goed glas wijn bij de open haard en die naast het ‘fikkie stoken’ –dat is een metafoor voor seks, heb ik geleerd- ook nog tijd hebben om te Netflixen? Nee? Nou, die zitten allemaal op Tinder. De ene na de andere foto van een flitsende vijftiger in sexy polyamide met zeemleren luier passeert de revue. Helmpje op voor extra erogeen effect.
Ah, de missing link, denk ik bij een man met zo’n laag voorhoofd dat hij maar beter heel gauw kaal kan worden, maar hij wil een vrouw die niet alleen mooier en slanker is dan zijn ex ooit was, ze moet ook jonger zijn dan hij, hooggehakt en bereid om samen te lachen en samen te huilen. En natuurlijk mag ze niet roken! Op straffe des doods. Waarom dat laatste zo’n punt is op Tinder is me een raadsel. Er gaat niets boven de geur van een lekker sigaartje, vind ik.
Ik wil helemaal niet zo’n sportief wonder en tantraseks duurt me veel te lang. Ik geloof niet in Zodiac signs en ander spiritueel geneuzel en wintersport vind ik koud en eng. Dat Netflixen, ja, dat kan ik aan. Ook probeer ik mezelf tweemaal per week naar de sportschool te slepen en zo af en toe een museumpje, dat lukt ook nog wel. Maar verder? Ik werk 40 uur per week, als ik ’s avonds het kind een gezonde maaltijd heb voorgezet, dan ben ik bek-af en vind ik niets heerlijker dan om 10 uur mijn bed in te duiken met een fijn boek. Mens, mag het, ik word over een maand 60!
Nee, dat mag niet. Want 60 is het nieuwe 40, zegt men. Wat natuurlijk je reinste onzin is. 60 is het nieuwe 60. We zien er wat beter uit dan pakweg zo’n halve eeuw geleden, want hipper en met photoshop of fillers, maar we zijn toch gewoon 40 of 60 of 80. Het leven is daarnaast alleen maar zwaarder geworden. Factoren als werkdruk, stress, scheidingen en schulden zorgen voor de aanmaak van cortisol en dat is zoiets als het verouderingshormoon.
Dat ik nog leef is op zich al een wonder, na al die jaren van stress en megadoses cortisol.
Eerst viel mijn linkeroor uit, van het ene op het andere moment. Op een ochtend werd ik wakker en was mijn gehoor weg. Je hebt gelukkig nog een oor, maar met één oor kun je niet traceren waar een geluid precies vandaan komt. Gelukkig keerde mijn gehoor na enkele weken gedeeltelijk terug, dankzij een stootkuur Prednison, maar ik moest daarna wel zo’n charmant gehoorapparaatje achter elk oor, in de kleur varkentjesroze. Door dit vernuftig apparaatje kreeg ik een half jaar later zo’n enorme ontsteking in mijn rechteroor, dat ik geopereerd moest worden. Poliklinisch, met plaatselijke verdoving. ‘Dit doet even pijn’, zei de KNO-arts, en dreef een enorme naald mijn oor in, langs mijn hele klok en hamerspel, tot diep in mijn brein. Ik focuste me wanhopig op de getatoeëerde arm van de verpleegster en de gedachte aan seks met Bruce Springsteen, tot ik niets meer voelde.
In 2016 ging ik dubbelzien. Ik zat in de kerk. Daar zat ik niet vaak, ik vond dat ik vrijstelling had omdat ik er werkte, maar die ochtend toevallig wel. Mijn favoriete pastoor uit de Achterhoek ging voor, die, als hij zeker weet dat Monseigneur de Bisschop niet meeluistert, er graag een grap tussendoor mag gooien. Het is niet al kommer en kwel in de katholieke kerk, dat kan ik u vertellen.
Die ochtend zag ik er twee, twee meneer Pastoors. Even dacht ik dat ik was getroffen door de toorn van God -want die slaat mij categorisch over als het om mazzeltjes gaat, maar weet me te vinden als er narigheid uitgedeeld moet worden-, maar ’s avonds was het weg. Na enkele maanden scheel opstaan ging het niet meer weg en werd ik doorverwezen naar een oogarts. Die constateerde dat hij het niet wist en ik kreeg een bril met een prisma erin, zodat ik voortaan weer één meneer pastoor zag. Helaas was het daar niet mee opgelost. Elk halfjaar moest ik een zwaardere prisma en dat liep behoorlijk in de papieren, elke keer was ik een slordige 600 euro kwijt. Geen cent hiervan werd vergoed, terwijl het toch duidelijk een medische afwijking was. Toen ik aan de zwaarste prisma toe was, klopte ik aan bij oogarts nummer 2, van een in ogen gespecialiseerd ziekenhuis. Die zei na een lang onderzoek: ik weet het niet, maar dan in dure termen, en stuurde mij door voor een MRI. Dat is geen onverdeeld genoegen. Je wordt een tunnel ingeschoven die zo krap is dat het je letterlijk de adem beneemt. Het voelde alsof ik levend werd begraven. Rustig ademen, zei ik tegen mezelf. Denk aan Bruce, denk aan Bruce. ‘Gaat het goed, mevrouw’, riep de verpleegkundige door de intercom. ‘Ik geloof dat ik een beetje aan het hyperventileren ben’, piepte ik. ‘U kunt er nu niet uit, mevrouw, ik heb net alles ingesteld’. Waarom krijg ik dan potverjanpielekes zo’n bel in mijn hand, dacht ik nijdig. Na een maand in angst te hebben gezeten, want als ik geen vreselijke hersentumor zou hebben, dan zouden ze toch zeker Alzheimer ontdekken of een aneurysma, kreeg ik het sein groen. We weten het niet, zeiden ze, maar we gaan u nu doorsturen naar een specialist in het AMC. Na een spoedverwijzing kon ik daar na 4 maanden terecht. We weten het niet, zeiden zij ook daar, maar we zetten u op de wachtlijst voor een operatie. Na een maand of wat op de wachtlijst werd een spiertje in mijn oog ingekort. In het andere oog, wel te verstaan, maar waarom dat zo was ben ik vergeten. In ieder geval kon ik weer zien, maar in de kerk kwam ik niet meer, want daar was het allemaal mee begonnen.
Alles wat je krijgt mag je houden, wil ik nog wel eens zeggen, als ik met leeftijdgenoten klaag over de medische stand van zaken van ons ouder wordende lichaam. Ik mag blij zijn dat ik geen ernstige ziekte heb, natuurlijk, maar door al die onverklaarbare ongemakken heb ik slapeloze nachten en heb ik al heel wat ziekenhuizen van binnen gezien. De meeste artsen roepen na een keurige bloedtest of vlekkeloze MRI dat ze het niet weten en dat ik vast stress heb of burnout ben door al dat werken. Ik ben zelfs al eens depressief verklaard omdat ik mij één keer ‘wat hep het voor zin’ liet ontvallen.
Vindt u nog steeds dat 60 het nieuwe 40 is?
‘Als je boven de 50 bent en je staat op zonder pijn, dan ben je dood’, grapte mijn vader ooit. Dan ben ik in ieder geval alive and kicking.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten