maandag 22 april 2019

De Bioloog. Tinderavonturen, deel 2

Hoe iemand een openbare ruimte binnenloopt zegt een hoop over zijn karakter. Kijken zijn ogen schichtig om zich heen of blikt hij rustig en met zelfvertrouwen rond. Loopt hij fier en rechtop, kin vooruit, of ineengedoken en verkrampt. En in Datingland niet onbelangrijk: heeft hij beide benen nog, wat voor schoenen draagt hij en heeft hij ‘happy sokken’ aan. Om die redenen en omdat ik liever zelf niet zo wil worden beoordeeld, ben ik altijd vroeg als ik een date heb. Zo ook bij De Bioloog.

Ik zat op een barkruk met mijn gezicht naar de ingang. Ik had net een kop koffie besteld. Na een kwartier zag ik een man langslopen die verrekte veel leek op mijn date voor die middag. De eerste indruk was goed, hij droeg zo’n leuke marineblauwe schippersjas en hij had nog haar. Maar hij liep door. Ik heb me vergist, dacht ik, dit was hem niet. Na nog eens dik 15 minuten keerde hij echter terug, stond stil, keek zorgelijk naar de pui, en kwam alsnog het Grand Café in. ‘Oh, je hebt een bril’, was het eerste dat hij zei. Ik legde hem uit waarom dat zo was, misschien omdat ik zonder niet veel zag, maar ik haastte me om erbij te zeggen dat het naar ik hoopte tijdelijk was, iets met dubbelzien en prisma’s. Flapdrol, dacht ik, en nam maar gauw een wijntje. Ik merkte wel dat ik extra mijn best deed om charmant en onderhoudend te zijn, als compensatie voor mijn sukkelige bril, maar kon van hem –ook brildragend- niet hetzelfde zeggen. Hij bleef maar doorzagen over zijn beroep, iets met water en vissen, daarom was hij net nog even de waterstand gaan bekijken in het plaatselijke stadskanaaltje, nu hij er toch was.

Een stem in mijn hoofd zei dat ik het niet direct op moest geven, geef de man een kans! Hij was intelligent en niet onaantrekkelijk en had een goede, vaste baan als waterdinges bij de overheid. Op een zekere leeftijd moet je tenslotte ook praktisch zijn. Hij woonde bovendien in een boerderij en verbouwde zelf wijn, jam en likeur, dat leek me wel wat. Vrouw vindt boer, maar zonder het vroege opstaan. Ik vroeg en vroeg maar door, want dat vinden mannen fijn, dat je interesse toont in hun saaie bestaan. ‘Oh, je maakt je eigen wijn, wat leuk’, kreet ik. ‘Ach, walnotenbomen, wat mooi.. en lekker.’ Hij was 10 jaar geleden gescheiden en had een volwassen zoon. We kwetterden wat over kinderen, huisdieren en exen en toen vertelde hij tussen neus en lippen door dat hij samen met zijn ex in 1 huis woonde. Hij woonde boven en zij beneden. Mijn adem stokte, het zorgvuldig opgebouwde flintertje libido verschrompelde abrupt. ‘Oh, eh… waarom?’, bracht ik uit. ‘Voor het kind’, zei hij en vertelde mij vervolgens hoe goed hij het met zijn ex kon vinden en dat dit echt geen probleem was en dat ze hem echt een andere partner gunde en hij haar ook trouwens, echt waar. ‘Hoe oud was je zoon ook al weer?’, vroeg ik. ‘22’, zei hij. Twee.en.twin.tig.

Nu laat ik me zelden afschrikken door praktische bezwaren. Ik was tenslotte geenszins van plan om direct te gaan samenwonen en al helemaal niet in Drenthe. En toch wilde ik deze man niet meer zien. Het waarom vergde dit keer wat meer tijd dan gewoonlijk om te analyseren, maar uiteindelijk kwam ik erachter. Hij had me niet één keer een compliment gegeven. En dat woog zwaarder dan het feit dat hij om niet één van mijn grappen lachte. Ben ik dan zo onzeker? Ja. Mijn oudste dochter liet me gisteren een filmpje zien van haar moeder die een bommetje doet in het Griekse zwembad, vorig jaar. Geloof me, ik heb alle reden om onzeker te zijn. En ik moet geen bommetjes meer doen. Toch is het eerder het gebrek aan charme dat me afstoot, dan het gebrek aan bevestiging. De Nederlandse man is niet bijster complimenteus. Of laat ik dat specificeren: de blanke Nederlandse man is niet charmant. Of nog beter: de blanke Nederlandse man van boven de rivieren is een geremde droogkloot. En ik kan daar niks mee. Misschien omdat mijn vader zo charmant was, want uitzonderingen bevestigen de regel en als dit niet door zijn Spaans/Joodse DNA kwam (had ik de Belgen al genoemd?), dan toch zeker door de Brabantse worstenbroodjes en de overdoses wierook in zijn jeugd. Ik heb bovendien mijn halve leven een relatie gehad met een Jamaïcaanse man. Het was geen liefde op het eerste gezicht, maar zijn sexy charme trok me over de streep. Ik koesterde mij jarenlang in zijn zonlicht en tot bleek dat hij maar warmte genoeg had voor 1 vrouw en het thuis donker en koud werd, voelde ik me speciaal, bemind en begeerd. Dat ik niet opnieuw op zoek ben naar tropisch geluk, ligt voor de hand, ik heb behalve mijn vingers ook mijn ziel gebrand en ga nu voor onderhoudend, stabiel en betrouwbaar in plaats van hot en sexy. Maar helemaal zonder charmeoffensief lukt het niet. Wil je ooit tot zoenen komen en het delen der sponde, dan kom je er niet met opmerkingen als: ‘Wat een lekkere dikke tieten heb je’. Laat dit een les zijn voor de man in het algemeen, maar met name voor de Tinderman: zeg dit niet als je nog in de app-fase zit, zeg dit niet in het café bij een eerste afspraak, zeg dit pas als de prooi gevangen is, het licht gedimd en de gemoederen verhit genoeg zijn om deze woorden te kunnen vertalen naar de gelegenheid. 

De waterman appte die avond dat hij graag de week erna met me wilde gaan wandelen bij Radio Kootwijk. Ik moest dat googlen en zei dat ik niet erg van het wandelen was en dat ik bij nader inzien er helemaal van afzag. Wat de reden was, wilde hij weten. Ik vertelde hem eerlijk wat er aan scheelde. ‘Ik kreeg nergens het gevoel dat jij deze date wilde herhalen’, zei ik, en ik legde uit dat ik me geen seconde mooi en vrouwelijk had gevoeld. De bioloog vond dat onzin. Daar ging het toch niet om. Zo oppervlakkig was hij niet en zoiets zocht hij ook niet in een vrouw. Om er vanaf te zijn, zei ik toen maar dat er ‘gewoon geen klik was’. ‘Zeg dat dan’, antwoordde hij, en keerde terug naar ex en walnotenboom.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten