woensdag 7 maart 2018

Spookhuis

Vannacht schrok ik wakker. Het was half 4. Ik had zojuist een huis bekeken dat we misschien wilden huren, mijn man en ik. Het was een oud huis, een tochtig oud huis van hout uit de 19e eeuw, zo’n huis uit een horrorfilm. Het zou er spoken, vertelde de makelaar ons, maar mijn man vond dat niet zo’n punt, het was goedkoop en als je de deuren maar goed dicht hield had je geen last van ongewenste bezoekers. Ik opende de deur van de woonkamer op een kier. Daarachter lag een lange, donkere gang. Ik wierp een blik in de gang en op hetzelfde moment raasde er een schim voorbij. Ik voelde een zuigende kracht en schreeuwde, heel hard, zo hard als Jane Fonda toen ze de beer moest verjagen die bij de wieg van haar kleinkind stond –en ja, dat is waargebeurd-. En nog een keer raasde er een schaduw van een menselijke vorm voorbij, ik schreeuwde weer, uit alle macht. Bij een derde keer, werd er tegen de deur gebonkt. Ik sloeg de deur met alle kracht die ik in mij had dicht, maar kon niet voorkomen dat zich een hand om de deurpost klemde, ik zag 4 paarsblauwe vingers. Ik riep om hulp. Mijn man keek mij aan, draaide zich om en liep weg. Op dat moment werd ik wakker.

Godsallemachtig. Dit soort dromen heb ik de laatste tijd vaak. Mijn man die mij in de steek laat. Een beetje na dato, vind je niet? Ik heb de hulp van mijn ex al heel lang niet nodig gehad. De laatste keer was in 2015, meen ik, toen hij nog een straat verder woonde, en overigens weigerde te komen.

Ik knipte het licht aan en pakte een boek. De angst had me zo vastgegrepen dat het lezen van een saai boek de enige remedie was. Dit boek ging over een vrouw die in het kraambed wordt verlaten door haar echtgenoot. Geen goede keuze.

Ik heb veel angst gekend in mijn leven. Als klein meisje was ik al overal bang voor, terwijl ik toch opgroeide in een veilige omgeving, geborgen in liefde en zorgzaamheid. Niettemin vreesde ik ziekte, ratten en grote jongens. Later, toen ik al jaren volwassen was, richtte ik mijn angsten op mijn kinderen. Toen de Mexicaanse griep heerste, ging ik nergens heen zonder een serie ontsmettende middelen in mijn handtas. Franse toiletten? Een vreemde trapleuning? Moeder stond klaar met antibacteriële handgel. Mijn kleintjes fietsten nooit alleen naar huis als het al schemerde, nee, wacht, ze fietsten helemaal nooit alleen. Mijn pubers mochten niet reizen zonder ouders, geen jongerenvakanties, stappen in Amsterdam, ben je belazerd! Natuurlijk heeft een hogere macht me afgestraft door mij een motorrijdende zoon te geven, een drankorgel van een dochter en een tweede dochter met een uitzonderlijke vorm van diabetes, die zeker zal sterven als ze ooit een biertje drinkt. Nee, ik heb geen terroristen nodig om de wereld een onveilige plek te vinden voor mijn kinderen.

Angst, je leert er mee omgaan. Ik ga gewoon naar bed als mijn dochter rond middernacht naar de stad vertrekt -slechts gekleed in een huidnauwe nylonkousjurk-, ik word zelfs niet meer wakker als ze thuiskomt (meestal omdat ik dan ongeveer opsta). Mijn zoon wil ’s nachts nog wel eens ganz allein over de Oudezijds Voorburgwal dwalen, gewoon voor de gezelligheid, en vertelde mij gisteren dat hij van plan is om de volgende zomer op de motor naar Duinkerke te reizen. En mijn kleinste is niet meer klein en gaat dit schooljaar zonder mij op Internationaliseringsreis, fietst langs stille bosjes terwijl Polen haar vanuit een busje schunnige woorden toeroepen en wil met haar beste vriendin in het voorjaar met een knol over de Noordwijkse stranden galopperen.

Ze weet natuurlijk nog niet dat ik dan in de duinen lig, gewapend met verrekijker en EHBO-kist.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten