Bij mijn jongste broer staat een drietal dozen met foto’s en documenten uit mijn vaders nalatenschap. Ze staan er sinds zijn dood in 2016 of eigenlijk –om preciezer te zijn- sinds we het huis waarin hij en zijn vrouw woonden moesten leegruimen voor de oplevering in februari 2017. Mijn broer was er nog niet klaar voor om erin te duiken, maar ik wel. Dacht ik.
Het waren niet alleen foto’s uit mijn vaders leven, zijn jeugd, zijn huwelijksleven, zijn tweede huwelijk, maar ook veel foto’s uit mijn leven. Mijn moeder hield alles bij: de bruiloften van haar kinderen, de geboortes van haar kleinkinderen. En zo werd ik geconfronteerd met een verleden dat een beetje was ondergesneeuwd de laatste jaren. Sinds de scheiding van de vader van mijn kinderen, lijk ik me alleen nog maar nare gebeurtenissen te kunnen herinneren. Foto’s van de jaren 80 en 90 laten echter een heel andere Jetty zien. Slank –al fluctueerde dat altijd wel wat en vond ik mezelf altijd te dik-, veel mooier dan ik me altijd voelde en vooral wild en uitgelaten (dit kwam deels door de drank, want op veel foto’s heb ik een glas in mijn hand). Het leven was goed, lijkt wel. Er was familie, veel tantes en ooms en neven, nichten, maar vooral mijn beide ouders, mijn broers, hun partners en kinderen, en alle daarbij behorende verjaardagen, doopsels, Heilige communies en andere drankgelagen. Er waren feesten, met vrienden, die nog geen kanker hadden, nog niet verslaafd waren en oud en ziek. De familie was nog niet uiteen gevallen door scheidingen en dood. We vierden het leven alsof het nooit zou eindigen.
Je kunt hier melancholiek en droevig van worden, en dat ben ik ook een beetje, maar je kunt ook beseffen dat het gaat om het leven van de dag. Want dood gaan we. Maar nog niet, nu nog even niet. Dus je moet elke dag vieren. Ook al is dat zonder al je geliefden die er niet meer zijn, of met al die exen die je het leven zuur maken. Zodat je over 10 of 20 jaar terug kunt kijken op een goede tijd en niet op een leegte, waarin je hoofdzakelijk bezig was met treuren om wat was en nooit meer terug komt.
Het is een enorm cliché, waar je niets aan hebt als het je keer op keer wordt voorgehouden door goedbedoelende vrienden of quotes op sociaal media. Je moet het voelen. Het leven is nu. Je kunt niet terug, alleen maar vooruit, en wat gaat dat snel. Je weet nog hoe het voelde om 17 jaar te zijn, de eerste serieuze liefdes, de eerste echte seks. Je weet nog hoe het was om 33 te zijn, in het kraambed met het mooiste kind ter wereld. Dat je zeker wist dat je nooit, maar dan ook nooit zou stoppen met houden van de vader van dat kind. Hoe kon dat ook, als je samen zoiets wonderbaarlijks had meegemaakt. Je weet nog hoe het was om 40 te worden, eindelijk die zwangerschapskilo’s kwijt en trots op je maatje 38 en je mooie nieuwe jurk. Daarna ging het bergafwaarts en als er geen foto’s bestonden zou je haast vergeten hoe het was om gelukkig te zijn. Donkere jaren, gevuld met ruzie, ontrouw en geweld volgden, die er nu voor zorgen dat je niet meer lijkt te kunnen genieten van je leven, alsof iemand met een bijl je tijd op deze aarde in twee delen heeft gekliefd.
Ik denk aan mijn vader, melancholicus pur sang, die zijn hele leven terug wilde naar Engelen, het dorp waar hij opgroeide en gelukkig was, en die vaak somber was en werd gekweld door het verleden. Mijn broers en ik hebben allemaal een klap van die molen meegekregen. Maar mijn vader bleef zoeken naar beter, naar groei, naar anders, naar vervulling. In de herfst van zijn leven ging hij Frans studeren, daarna Russisch. Hij stortte zich op het leren spelen van Beethoven en Bach. Na de dood van mijn moeder verhuisde hij naar zijn geboortestreek, trouwde een totaal andere vrouw dan mijn moeder, keerde terug naar de katholieke kerk om die net zo hard weer te verlaten. En hij stopte nooit met zoeken naar de 'enige juiste ademhalingstechniek bij het zingen'. Hij liet het leven hem er niet onder krijgen. Hij was als bamboe, hij veerde altijd weer terug.
Dit is een levensles. Wees als bamboe. Veer terug na tegenslag, laat het verleden rusten en maak plannen. Elke dag kan je laatste zijn, zeg ik met een glimlach. Want zo had ik enkele dagen terug een bijna-aanrijding met een karretje van een tuincentrum dat midden in een sneeuwstorm had besloten om met 15 km per uur op een autoweg te gaan rijden die aansloot op de afrit van een snelweg. En wat een lullige dood zou dat zijn geweest.
Sodeknetter, zei ik tegen mijn binnenspiegel, ik ben er nog.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten